H4 : zuurtegraad Flashcards
1
Q
Zuur
A
= Een stof die een H+ kan afgeven.
- Tussen 0-7
- Begint met H of eindigt met COOH
- Alle groenten en fruit
2
Q
Base
A
= Een stof die een H+ kan opnemen.
- Tussen 7-14
- Heeft een “-“ op het einde
- Alle poetsmiddelen
3
Q
Hyroxonium
A
- Ontstaat als je een zuur in water brengt
4
Q
Hydroxide
A
- Ontstaat als je een base in water brengt
5
Q
Zuur-base-indicator
A
= Een stof die een andere kleur heeft in zure en in basische oplossingen en dus zo kan aanduiden (indiceren) of een oplossing zuur of basisch is.
* vb: Rode koolsap, Methyloranje, Lakmoes, Fenolftaleïne,
6
Q
Buffer
A
= Een oplossing waarvan de PH (+/-) niet verandert als er zuur of base wordt toegevoegd.
7
Q
Verzuring
A
= Ophoping van melkzuur door overbelasting
8
Q
Spierkrampen
A
= vochtgebrek, magnesiumtekort en overbelasting veroorzaken kramp.
9
Q
Maagzuur
A
= Een grote hoeveelheid zuur in de maag door het consumeren van vetrijk voedsel.