H4: Het brein en gedrag Flashcards

1
Q

Het brein en gedrag / Neuronen

  1. Wat zijn Neuronen en hoe zijn ze opgebouwt?
  2. Wat is de functie van een neuron? Hoe werkt het?
A

Het brein en gedrag / Neuronen

  1. Neuronen zijn cellen uit het nervensysteem
    • ​​Bestaan uit:
      • ​de dendrieten: nemen signalen aan en geven zij via het soma aan het axon verder
      • Het soma met de kern (drager van de DNA)
      • Het axon omgeven met myelineschede
      • Knopen van Ranvier
      • Axonuiteinde
    • Omgeven van gliacellen welke de neuronen aan hun plek houden en beschermen
  2. Een neuron geeft signalen verder.
    • Het neuron heeft een rustpotentiaal van -75mv, voltageafhankelijke kanalen, Na+ zit buiten en K+ binnen de cel:
      • Komt een signaal, verhoogt zich de spanning en de Na+-kanalen gaan open
      • Na+-Ionen stromen naar binnen en verhogen de spanning verder (Depolarisatie -> Actiepotentiaal)
      • K+-Kanalen gaan open en K+-Ionen stromen uit (Hyperpolarisatie -> Refractaire periode)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Het brein en gedrag / Neuronen

  1. Wat is een Synaps hoe werkt ze?
  2. Wat is de alles of nietswet?
A

Het brein en gedrag / Neuronen

  1. Synaps/ Synaptisch spleet: Spleet tussen axonuiteinde en het volgend neuron:
    • Ionen en ionkanalen (voltageafhankelijk)
    • Neurotransmitters zitten in synaptische blaasjes in het axonuiteinde van het presynaptisch axon
    • Postsynaptisch (na de synapse)
    • Wat gebeurt:
      • Actiepotentiaal verhoogt de spanning in het axonuiteinde
        Ionenkanaal opent zich en ionen stromen in
      • Synaptische blaasjes open zich en laten de neurotransmitters in de synaptische spleet
      • Neurotransmitter binden zich aan receptor en activeren deze (opent zich)
      • Ionen stromen in (depolariseren het postsynaptisch neuron)
      • **ACTIEPOTENTIAL **
  2. ​​Alles of nietswet, all-or-non law: een potentiaal moet de grenswaarde van -50mv bereiken voordat een actiepotentiaal kan ontstaan
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Het brein en gedrag / Neurotransmitter

  1. Wat zijn Neurotransmitter?
  2. Wat zijn neuromodulators?
A

Het brein en gedrag / Neurotransmitter

  1. Neurotransmiter zijn chemisch substancen die berichten over de synaptisch spalt naar anderen neurons, spieren en klieren transporteren.
  2. Neuromodulators: hebben een bredere funktie mogelijkheid in de synaptisch transmitie. B.v. Endorphinen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Het brein en gedrag / Neurotransmitter

  1. Waar zijn de volgenden Neurotransmitters voorhanden en wat zijn hun effecten?
    • Acetylcholine (ACh)
    • Noradrenaline
    • Serotonine
    • Dopamine
    • GABA (gammaaminobutryric acid)
    • Endorphine
    • Glutaamaat
A

Het brein en gedrag / Neurotransmitter

  1. Verschillende neurotransmitters:
    • Acetylcholine (ACh):
      • in de basal forebrain;
      • stimuleren/prikkelen in synapsen de spieren beweging en herinnering;
      • te weinig: Alzheimer
      • afwesig: verlamming
      • te veel: spieren samentrekking en krampen
    • Noradrenaline:
      • adrenal medulla
      • stimulerend en hemmend functie bij verschillenden kanten
      • involveert in neural circuits controlling learning, herinneringen, waakzaamheid en eten
      • te weinig: depressie
      • te veel: stress en paniek ziekten
    • Serotonine:
      • produceert in de centraale zeneuwstelsel en ingewanden
      • ​stimulerend en hemmend functie
      • humeur, slaap, eten en het wakker worden ( plezier en pijn)
      • te weinig: depressie, slaap en eet stoornissen
      • te veel: obsessief-dwang ziekte
    • Dopamine:
      • produceert in de substantia nigra
      • stimulerend
      • vrijwillig beweging, emotioneel opwinding, leren, herinneringen en waarnemen van plezier en pijn
      • te weinig: Parkinson, depressie
      • te veel: schizophrenia
    • GABA:
      • wordt tijdens de citoenzuurcyclus produceert
      • Bij Huntington worden GABA-producerende neuronen kapot gemaakt en daardoor: verlies van motorische controle, tremoren (trilling) en persoonlijkheids veranderingen
    • Endorphine​:
      • produceert van de hypothalamus en pituitary gland
      • hemmt de overdraging van pijn signalen.
      • te weinig: ongevoelig voor pijn
      • te veel: overgevoelig voor pijn, immune problemen
    • Glutamaat:
      • wordt tijdens de citoenzuurcyclus produceert
      • stimulerend, een bemiddelaar van stimulerend informatie in de zeneuwstelsel
      • in de meesten aspecten van brain funkties
      • te veel: neurotoxisch ( schadelijk voor neuronen), dadoor draagt het bij aan veel neurodegeneratieve aandoeningen zoals Alzheimer
      • te weinig: convulsies ( b.v. epileptosch aanval), tremoren of insomnia (slaaploosigheid)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Het brein en gedrag / Neurotransmitter / Drugseffect in het brein

  1. Wat zijn psychoactieve drugs?
  2. Wat bedoelt agonist?
  3. Wat bedoelt antagonist?
A

Het brein en gedrag / Neurotransmitter / Drugseffect in het brein

  1. Psychoactieve drugs zijn **chemicalien **n die veranderingen in het bewustzijn, emotie en gedrag produceren
  2. Een agonist is een drug die de activiteit van een neurotransmitter vergroot.
  3. Een antagonist is een drug die de actie van een neurotransmitter hemmt of vermindert.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Het brein en gedrag / Het zenuwstelsel

  1. Wat houd het centraal zenuwstelsel in?
  2. Wat omvat het perifeer zenuwstelsel
    • En in welke twee stelsel is het opgedeelt
      • In wat is het autonoom zenuwstelsel ingedeelt?
  3. Wat is homeostasis?
A

Het brein en gedrag / Het zenuwstelsel

  1. Het centraal zenuwstelsel houdt in: hersenen en wervelkolom (welke de meeste dele uit het perifere zenuwstelsel met de hersenen verbindt)
  2. Perifeer zenuwstelsel omvat alle neuronale structuren buiten hersenen en ruggenmerg (in de wervelkolom)
    • Somatisch zenuwstelsel: vrijwillige beweging (dwarsgestreept spierweefsel)
    • Autonoom zenuwstelsel: onvrijwillige contractie van gladspierweefsel, hartspier en klieren
      1. ​​​​​​​​​Sympathisch zenuwstelsel:
        • dilateert pupillen > betere visie
        • ontspant/relaxeert bronchiën > meer lucht voor lungen
        • accelereert/versneld de hartslag en verhoogt de hartcontractie >meer zuurstof
        • remt de activiteit van gastro-intestinaal systeem (maag-darm stelsel) > meer bloed beschikbaar
        • contractie van venen/bloedvaten > verhoogt de bloeddruk
      2. ​ ​​Parasympatisch zenuwstelsel:
        • contractie van pupillen,
        • vernauwing van bronchiën
        • verlangzaamt hartslag
        • stimuleren van gastro-intestinale activiteit
        • dilateert venen​​​​​​​
  3. ​​Homeostasis: de para- en sympatischen zenuwstelsel samen werken om een standvastig of constante toestand van ons interne organen te creeren.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hersenen / Algemeen

  1. Hoe zijn de hersenen opgebouwd (hint: evolutie)?
  2. Wat zijn de 2 functies van het onderste deel van de hersenen?
  3. Noem een aantal functies van het bovenste deel van de hersenen.
    • Waar ligt het verschil t.o.v. de onderste hersenen?
A

Hersenen / Algemeen

  1. De hersenen zijn hierarchisch opgebouwd. De onderste delen zijn evolutionair gezien het oudst, daarboven zijn “moderne” delen van de hersenen.
  2. Onderste delen:
    • zien we in alle andere vertebraten
    • algemene functie: ons in leven houden.
      • ademhaling
      • hartslag
  3. Bovenste delen:
    • nieuwere systemen, voornamelijk bij de mens goed ontwikkeld.
    • algemene functie: maakt ieder mens uniek.
      • emotie
      • willen
      • denken
      • redeneren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hersenen / Algemeen / BELANGRIJKE KAART

Wat is/zijn de functie(s) van onderstaande hersenstructuren?

  1. Cerebrum (6)
  2. Cerebellum (2)
  3. Amygdala (2)
  4. Hippocampus (2)
  5. Thalamus (1)
  6. Corpus callosum (1)
  7. Hypothalamus (3)
  8. Hypofyse (= pituary gland) (1)
  9. Pons (2)
  10. Medulla (2)
  11. Reticulaire formatie (1)
  12. Ruggemerg (2)
A

Hersenen / Algemeen / BELANGRIJKE KAART

  1. Cerebrum
    • aanvoelen
    • denken
    • leren
    • emotie
    • geweten
    • vrijwillige beweging
  2. Cerebellum
    • coordinatie van spieren
    • balans
  3. Amygdala
    • onderdeel van het limbisch systeem
    • emotie
    • agressie
  4. Hippocampus
    • onderdeel van het limbisch systeem
    • leren
    • geheugen
  5. Thalamus
    • doorgeefluik voor inkomende sensorische informatie
  6. Corpus callosum
    • brug van vezels die beide hemisferen met elkaar verbinden
      • hierdoor kan informatie van de linker hemisfeer naar de rechter hemisfeer, en andersom
  7. Hypothalamus
    • Regulatie van basale biologische behoeftes:
      • honger
      • dorst
      • temperatuur controle
  8. Hypofyse (= pituary gland)
    • “Meester-klier” die andere endocriene klieren aanstuurt (endocrien = hormonaal)
  9. Pons
    • slaap
    • opwinding
  10. Medulla
    • reguleert vitale functies
      • ademhaling
      • circulatie
  11. Reticulaire formatie
    • groep vezels die stimulatie m.b.t. slaap en opwinding door de hersenstam vervoeren (vanuit de pons)
  12. Ruggemerg
    • wisselt informatie uit tussen brein en lichaam
    • speelt een rol bij reflexen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hersenen / Algemeen

  1. In welke drie delen worden de hersenen ingedeeld?
A

Hersenen / Algemeen

  1. De hersenen worden ingedeeld naar:
    • Hindbrain
      • het laagstliggende deel van de hersenen
      • primitief
    • Midbrain
      • bevalt clusters van sensorische en motorische neuronen
    • Forebrain
      • het meest geavanceerde deel (evolutionair gezien)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hersenen / Hindbrain

  1. Is dit deel van de hersenen primitief of geavanceerd? (evolutionair gezien)
  2. Wat betekent dit?
  3. In welke 2 delen wordt het hindbrain opgedeeld?
    • Noem 2 onderdelen van de hersenstam, met hun functie.
A

Hersenen / Hindbrain

  1. Primitief
  2. De functie van onderdelen uit het hindbrain houden zich bezig met basale functies:
    • in leven houden (hersenstam)
    • coordinatie (cerebellum)
  3. Het hindbrain wordt opgedeeld in 2 delen:
    1. Hersenstam, bestaat uit medulla en pons
      • Medulla:
        • vitale functies onderhouden (ademhaling en hartslag)
          • Schade aan medulla is zeer ernstig, patient gaat dood of wordt afhankelijk van life-support
        • bevat zenuwbanen die informatie tussen hersenen en lichaam uitwisselen
      • Pons:
        • ligt vlak boven de medulla
          • -> zenuwbanen die impulsen tussen laag- en hoog gelegen delen van het zenuwstelsel uitwisselen
        • bevat clusters van neuronen die slaap reguleren
        • net als medulla verantwoordelijk voor vitale functies (vnl. ademhaling)
          • -> schade aan pons kan leiden tot de dood.
    2. Cerebellum
      • ​​zit vast aan de achterkant van de hersenstam
      • Latijnse vertaling: “cerebellum = klein brein”
        • rimpelige cortex, met vnl. grijze stof
      • Functies:
        1. spierbeweging en coordinatie
          • Grove bewegingen komen van hoger in het brein, maar timing en coordinatie worden in het cerebellum gereguleerd
            • katten hebben een goed ontwikkeld cerebellum, en landen daarom altijd op hun pootjes ;).
        2. speelt ook een rol in leren en geheugen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hersenen / Hindbrain

  1. Hoe kan iemand zich letterlijk dood-drinken met alcohol?
  2. Noem een andere hersenstructuur, die ook wordt aangetast door alcoholgebruik.
    • Hoe uit zich dit?
  3. Wat is, naast vitale functie, een andere functie van de medulla?
    • Wat kun je zeggen over links-/rechts verdeling?
A

Hersenen / Hindbrain

  1. Alcohol intoxicatie -> onderdrukking van activiteit in de medulla
    • -> hartfalen of ademhalingsstoornis -> DOOD
  2. Het cerebellum
    • Door alcohol wordt de motorische coordinatie aangetast, en kunnen dronken mensen niet meer in een rechte lijn lopen, of hun vinger op hun neus leggen.
  3. Medulla heeft naast vitale functie ook een transportfunctie van informatie tussen ruggemerg en brein, door zenuwbanen.
    • zowel van als naar de hersenen (“two-way-street”)
    • zowel sensorisch als motorisch
    • De meeste van deze zenuwbanen liggen gekruist, d.w.z.:
      • linkszijdige sensorische informatie uit het lichaam wordt rechts in het brein verwerkt (en andersom)
      • rechtszijdige motorische informatie uit het brein wordt rechts in het lichaam verwerkt (en andersom)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hersenen / Midbrain

  1. Waar ligt het midbrain?
  2. Uit wat voor vezels bestaat het midbrain?
  3. Welke structuur ligt in het midbrain, en wordt ook wel “The Brain’s Gatekeeper” genoemd?
    • Wat is de functie hiervan?
A

Hersenen / Midbrain

  1. Ligging: net boven het hindbrain
  2. Het midbrain bestaat uit clusters van sensorische en motorische neuronen
    • Sensorisch: zenuwimpulsen van ogen en oren worden georganiseerd en doorgestuurd naar het forebrain, waar perceptie van deze impulsen plaatsvindt.
      • Ogen: visueel
      • Oren: auditief
    • Motorisch: het midbrain heeft motorische neuronen die de oogbewegingen controleren.
  3. Reticulaire Formatie
    • Onder de microscoop ziet deze structuur er uit als een visnet.
    • Functies:
      1. RF: filteren van informatie
        • ascenderend deel (= gaat naar boven)
          • geeft een signaal aan de hogere hersenen dat er sensorische informatie aankomt
        • descenderend deel (= gaat naar beneden)
          • hogere hersengebieden kunnen sensorische informatie door RF laten blokkeren, of door laten gaan
      2. RF speelt een rol bij aandacht
        • voor goede concentratie moet alle onnodige sensorische informatie worden geblokkeerd. Hierbij speelt het descenderende deel een rol
      3. ​​RF speelt een rol bij slaap en waken
        • dierproeven bij katten: stimulatie van verschillende delen van het RF kunnen leiden tot
          • directe slaap bij wakkere dieren
          • direct wakker worden bij slapende dieren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hersenen / Forebrain / Overzicht

NB: het forebrain bestaat uit dusdanig veel onderdelen, dat deze onderdelen over meerdere kaarten worden verspreid. Deze kaart geeft een overzicht.

  1. Noem 4 onderdelen van het forebrain
  2. Waar staat het forebrain m.b.t. evolutie?
  3. Wat is het grootste onderdeel van het forebrain?
    • Hoe ziet dit onderdeel er globaal uit?
    • Hoe heet het buitenste deel (of: de “schil”)?
A

Hersenen / Forebrain / Overzicht

  1. Het forebrain bestaat uit:
    • Thalamus (sensorische switchboard van de hersenen)
    • Hypothalamus (motivatie en emotie)
    • Limbisch systeem (geheugen, emotie en doelgericht gedrag)
    • Cerebrale Cortex (kroon van de hersenen)
      • motorische cortex
      • sensorische cortex
      • spraak: begrip en productie
      • associatieve cortex
      • frontaalkwabben
  2. Hoog. Het forebrain is het meest geavanceerde onderdeel van de hersenen (evolutionair gezien)
  3. Het grootste onderdeel van het forebrain is het cerebrum (Latijn: grote hersenen)
    • ​​bestaat uit 2 hemisferen
    • ligt om de hersenstam
    • het buitenste deel heet de cortex
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hersenen / Forebrain / Thalamus

A

Hersenen / Forebrain / Thalamus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hersenen / Forebrain / Hypothalamus

A

Hersenen / Forebrain / Hypothalamus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hersenen / Forebrain / Limbisch Systeem

A

Hersenen / Forebrain / Limbisch Systeem

17
Q

Hersenen / Forebrain / Cerebrale Cortex

A

Hersenen / Forebrain / Cerebrale Cortex

18
Q

Hersenen /

NOG NIET AF! BEGINNEN VANAF FOREBRAIN

A

Hersenen /