H4: Energie Uit Materie en H5 Duurtijd, effect en verzigheid van straling Flashcards

1
Q

Wat is het massadeffect?

A

Het verschil tussen de massa van de atoomkern en de som van de massa’s van de afzonderlijke nucleonen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is de specifiekebindingsenergie?

A

De bindingsenergie per nucleon. Door het te bepalen kun je de energiewaarden van elementen met een verschillend aantal nucleon met elkaar vergelijken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat gebeurt er bij kernfusie?

A

De lichte kernen worden gesmolten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn de meest opvallende energievormen die een fusiereactie kan vrijgeven?

A

Zichtbaar licht, warmte en ultraviolet licht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is de halveringstijd?

A

Het tijdsverloop waarin de helft van het aantal kernen en hierbij straling afgeeft.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Geef twee voorbeelden van kernrampen.

A

Tsjernobyl, Fukushima

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Voor wat kan de koolstof 14-methode dienen?

A

Voor ouderdomsbepaling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Geef de twee verschillende soorten detecties.

A

De filmbadge, de geiger-mullerteller

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Geef twee situaties waardoor je inwendig geraakt kunt worden door radioactiviteit.

A
  • Door het eten van voeding waar radioactievedeeltjes kleven.
  • Door de radioactieve deeltjes in te ademen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat kan er gebruikt worden bij medische diagnose en hoe werkt het?

A

1) Een Pet-Scan : Radioactieve stof wordt ingebracht bij de patient. De scanner detecteert dan waaruit de gammastraling wordt uitgezonden. Zo kunnen de tumoren opgespoord worden
2) Een tracer: De radioactievestof verzamelt zich nabij het tumorweefsel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Heeft een tumorweefsel het best een halveringstijd van enkele uren of enkele weken?

A

De tracer moet vooral werken tijdens het onderzoek. Na het onderzoek verdwijnt het best zo snel mogelijk uit het lichaam.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke twee soorten bestralingen heb je in radiotherapie?

A

Inwendige bestralingen en uitwendige bestralingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke soorten bestralingen heb je bij uitwendige bestralingen?

A

1) Oppervlakkige Bestralingen met x-stralen = behandelt oppervlkkige tumoren.
2) Bestralingen met gammastralen = Aan de hand van diagnotische scans.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke soorten bestralingen heb je bij inwendige bestralingen?

A

1) Inname radio-isotopen = Via de mond radio isotopen toedienen. Verplaatsing van de stoffen om aanwezig te blijven waar de tumor is.
2) Inplanting radio-isotopen = Radioisotopen gedurende een bepaalde tijd laten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat kunnen nadelen zijn van radiotherapie?

A

Vermoeidheid, verlies van eetlust, haarverlies, huidproblemen, diarree

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat geeft de activiteit van een radioactief materiaal aan, wanneer is hij het grootst?

A

Die geeft aan hoeveel radio-isotopen in een bepaalde tijd vervallen. Hij is het grootst wanneer de straler een groot aantal radioactievedeeltjes heeft met een grote halveringstijd.

17
Q

Wat is de dosis (d) , wanneer is het stralingssgevaar groter?

A

De stralingsenergie (E) die je op je lichaam inwerkt. Het stralingsgevaar is groter als de energie op een kleine plaats op je lichaam inwerkt.

18
Q

Waarom is een stuk radium enorm schadelijk als het aan de arm wordt bevestigd?

A

Radium geeft alfastraling vrij, die straling is erg ioniserend maar weinig doordringend. Doordat het stuk radium dicht teken de huid is, is de stralingsenergie zeer lokaal. Hierdoor is de dosis hoog.

19
Q

Wat is de effectieve dosis E

Geef twee mogelijke oorzaken van zo’n dosis.

A

Dit houdt rekening met de soort straling en het soort weefsel dat bestraald wordt.

1) Een kernramp
2) Medische toepassingen

20
Q

Wat is het verband tussen tijd en radioactiviteit?

A

Hoe meer kernen in een bepaalde tijd vervallen, hoe meer straling een radioactief materiaal uitzendt.

21
Q

Wat zijn de drie manieren waarop je wordt blootgesteld aan ioniserende straling en leg uit.

A

1) Bestraling = Er is geen contact tussen de persoon en een radioactieve bron.
2) Uitwendige besmetting = Radioactieve deeltjes hechten zich aan het huid, je kunt ze gemakkelijk doorgeven.
3) Inwendige besmetting = De radioactieve deeltjes zijn opgenomen in het lichaam via de mond of een wonde.

22
Q

Waarom kan straling niet besmetten?

A

Bij bestraling kan je jezelf van de bron verwijderen. Daardoor heeft het dan geen invloed meer. De straling zelf is niet radioactief maar de stralingsbron wel.

23
Q

Is besmetting de opname van een stralingsbron?

A

Ja, bij besmetting neem je de radioactievedeeltjes op die zelf lokaal straling gaan uitzenden.

24
Q

Wat is de indeling van het radioactieve afval op basis van de intensiteit?

A

1) Laagactief afval = Vooral Bèta en gammastraling met een lage stralingsactiviteit.
2) Middelactiefafval = Afvalstralers met een zwakke stralingsactiviteit, hebben minder warmte.
3) Hoogactief afval = Radoactief afval dat veel warmte afgeeft.