H4 Duits-> NL Flashcards
1
Q
Sich verhalten
A
Zich gedragen
2
Q
Drausen
A
Buiten
3
Q
Der korper
A
Het lichaam
4
Q
Immer
A
Altijd
5
Q
Wichtig
A
Belangrijk
6
Q
Die art
A
De soort
7
Q
Die arbeit
A
Het werk
8
Q
Beschaftigt sein
A
Bezig zijn
9
Q
Die ausrede
A
De smoes
10
Q
Der frosch
A
De kikker
11
Q
Die geschwindigkeit
A
De snelheid
12
Q
Die zunge
A
De tong
13
Q
Die welt
A
De wereld
14
Q
Einfach
A
Gewoon
15
Q
Schaffen
A
Voor elkaar krijgen