H4 Celorganellen, plastiden en weefsels Flashcards
Functies van het GER:
*transport functie
( stoffen van het RER naar het golgi-)
* Aanmaak van vetten
* Afbraak van gifstoffen
* Opslag van calciumionen
Mitochondriën
Een mitochondrion is opgebouwd uit een intern en extern membraan. Tussen deze
membranen vinden veel reacties plaats. Suikers en vetten worden in het cytoplasma
gedeeltelijk afgebroken en in het mitochondrion verder verbrand tot CO₂ en H₂O. Hierbij
komt energie vrij in de vorm van ATP.
Bijzonderheden van mitochondriën:
- Een dubbel membraan
- Eigen DNA
- Eigen eiwitsynthese
- Mitochondriën delen door binaire splitsing, zoals bacteriën.
- Mitochondriën worden via de eicel van moeder op kind overgeërfd.
Lysosoom
Lysosomen zijn membraanblaasjes die zeer agressieve afbraakenzymen bevatten.
Moleculen, eiwitten en celorganellen die beschadigd zijn of niet meer goed functioneren,
worden gemarkeerd (getagd) en opgeslorpt in een blaasje, het fagosoom. Dit versmelt met
het lysosoom. Alle moleculen worden afgebroken tot hun bouwstenen en gerecycleerd voor
de aanmaak van nieuwe stoffen.
Autofagie:
Autofagie: “versleten” eiwitten en/of celorganellen afgebroken en gerecycled tot bruikbare bouwstenen, zoals aminozuren en vetzuren. Dit proces draagt bij aan de celvernieuwing en het behoud van een gezonde celomgeving.
De Grote Centrale Vacuole (GCV)
De GCV is een grote ballon in de cel, gemaakt van een membraan dat tonoplast wordt
genoemd.
Het tonoplast is semi-permeabel. Door de aanwezigheid van aquaporinen kan water naar
binnen en buiten. Het bevat ook meerdere membraaneiwitten, zoals ionpompjes, die de
osmotische waarde in de GCV verhogen. Hierdoor vult de GCV zich via osmose met water en
strekt
Functies van de GCV:
- Celstrekking: zorgt voor groei door toename van celvolume.
- Celturgor: geeft stevigheid aan de cel.
De celwand, gemaakt van cellulose en pectine, vangt de druk op die door de GCV
wordt veroorzaakt.
Daarnaast heeft het tonoplast nog andere functies:
* Opslag van water
* Lysosoomachtige functie: afbraak van stoffen
* Opslag van irriterende stoffen: biedt bescherming tegen vraat
plasten
Zijn celorganellen die allen voorkomen in planten. Ze bevatten:
* Een dubbel membraan
* Eigen DNA
* Eigen eiwitsynthese
-De deling van plastiden gebeurt door binaire deling (zoals bacteriën). Plastiden worden via
de eicel van de moederplant aan de nakomelingen doorgegeven.
Soorten plastiden
Plastiden worden verdeeld in twee groepen: leukoplasten en chromoplasten.
- Leukoplasten
Leukoplasten dienen voor:
* Opslag van reservevoedsel
* Controle van de osmotische waarde
Leukoplasten kunnen glucose opnemen en omzetten in:
* Zetmeel (in amyloplasten)
* Olie (in elaioplasten)
Chromoplasten worden verder onderverdeeld in:
- Chloroplasten: voeren fotosynthese uit.
o Chloroplasten nemen CO₂ en H₂O op. Onder invloed van lichtenergie wordt
CO₂ gereduceerd tot glucose.
o Glucose dient als opslagvorm van energie en wordt in mitochondriën omgezet
in bruikbaar ATP. - Andere chromoplasten: bevatten rode, oranje of gele kleurstoffen.
Chloroplasten
Chloroplasten zijn groene plastiden die fotosynthese uitvoeren.
Chromoplasten
Chromoplasten voeren geen fotosynthese uit, maar geven kleur aan de plant.
Bij de rijping van tomaten veranderen chloroplasten in rode chromoplasten. Dit verklaart de
kleurverandering van groen naar rood.
Meristeem
Het meristeem is het deelweefsel in planten dat bestaat uit stamcellen.
stamcel
Een stamcel deelt zich in twee cellen:
1. Eén cel blijft stamcel (en kan opnieuw delen).
2. De andere cel stopt met delen en krijgt een specifieke functie.
De cel die een functie krijgt, ondergaat…
differentiatie
Soorten meristeem:
- Primair meristeem: bevindt zich in de toppen van de stengel en wortel en zorgt voor
lengtegroei. - Secundair meristeem (cambium): zorgt voor diktegroei.
xyleem
Is de tijgende sapstroom. Transporteert water met mineralen van de
wortel naar de bladeren.
floëem
is de dalende sapstroom. Transporteert water met assimilaten van de
bladeren naar andere delen van de plant.
de drie krachten bij xyleem
Zuigkracht in de bladeren,
Capillaire werking in de stam,
Wortel druk in de wortel.
Zuigkracht in de bladeren:
o Door verdamping in de bladeren ontstaat een negatieve druk.
o Watermoleculen die verdampen, trekken via cohesiekrachten andere
watermoleculen mee, waardoor de waterkolom omhoog wordt getrokken.
Capillaire werking in de stam:
o Het xyleem bestaat uit dunne, holle buisjes (capillairen).
o Watermoleculen hechten zich aan de wanden van de capillairen via
adhesiekrachten.
o Cohesiekrachten zorgen ervoor dat de waterkolom in stand blijft.
Worteldruk in de wortel:
o De endodermis vormt een barrière tussen de vaatbundels (xyleem en floëem)
en de schors (cortex).
o Actief transport van zouten naar de pericycle verhoogt de osmotische waarde
binnen de endodermis.
o Water wordt via osmose opgenomen.
Het bandje van Caspary:
o Zorgt ervoor dat water alleen via celmembranen kan worden opgenomen.
o Voorkomt dat water via de poreuze celwand terugstroomt.
o ’s Nachts voorkomt het dat water uit de boom wegloopt, wanneer de
verdamping stopt.