H4 bloed en bloedcellen Flashcards
Hoe kunnen veranderingen in het interne milieu optreden?
- interne veranderende waarden (pH/temperatuur)
- prikkels, beschadigingen van buitenaf
- interne voedings/afvalstof concentraties
- interne communicatie
Noem kenmerken van arteriën
gespierde wand –> drukbeweging vanuit hart doorgeven
Kenmerk van venen
hebben kleppen –> terugstroom van bloed verhinderen
Kenmerk van capillairen
endotheelwand (1 cellaag dik) –> uitswisseling van stoffen mogelijk
Noem drie soorten capillairen
- continue: kleine gaatjes voor kleine stoffen
- gefenestreerd: dunnere gedeelten (in darm)
- sinusoïdaal: grote gaatjes (in beenmerg/lever)
Waar bestaat bloedplasma uit?
- 92 % water
- plasma-eiwitten (albumine/globinen)
- organische moleculen/zouten
Wat is serum?
bloedplasma zonder stollingsfactoren
erytrocyten
- rode bloedcellen
- rond oppervlak –> stofuitwisseling + opstapelen in capillairen
- bestaan vooral uit hemoglobline –> zuurstof binden
Hoe worden eiwitten in eiwitspectrum gescheiden?
elektroferese –> eiwitten hebben verschillende ladingen
Trombocyten
- bloedplaatjes
- functie bij bloedstolling –> plakken aan endotheel en brengen stollingscascade op gang
Welke stollingscascade treedt op bij beschadigde vaatwand?
protrombine –> trombine en dan fibrinogeen –> fibrine –> netwerk van fibrinedraden
Noem verschillende typen leukocyten
- neutrofiele granulocyten
- eosinofiele/basofiele granulocyten
- lymfocyten (B en T)
- monocyten
Neutrofiele granulocyten
acute reactie op ontstekingsprikkel door het fagocyteren en doden van een bacterie
- collagenase (door bw heen)
- lysozym (celwand bacterie doorknippen)
- lactoferrine (bacterie barst)
Eosinofiele granulocyten
- parasitaire infecties
- allergische reacties
- remming van acute ontstekingen
- internalisatie van Ag-Ab complexen
Basofiele granulocyten
- IgE respons in gang zetten –> histamine vorming –> vasodilatatie
- via chemotaxis activiteit van neutrofiele/eosinofiele granulocyten stimuleren