H.3 Sensatie & Perceptie. Flashcards

1
Q

Hoe komt informatie uit de buitenwereld terecht in de hersenen?

A

Door sensatie en perceptie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe definiëren we sensatie?

A

Het proces waarbij gestimuleerde receptoren ( zoals in ogen / oren) een patroon van neurale impulsen creëren dat waargenomen stimuli representeert in de hersenen, waardoor een initiële ervaring van de stimuli ontstaat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat betekent perceptie?
( waarneming)

A

Het proces waarbij aan het patroon van sensorische zenuwimpulsen een getailleerde betekenis wordt toegekend. Wordt sterk beïnvloed door herinnering, motivatie, emotie en andere psychologische processen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Verschil tussen sensatie& perceptie?

A

• Sensatie verwijst naar de eerste stappen in het proces waarin een stimulus wordt verwerkt.

•Perceptie is het proces waarin een sensatie bewerkt en geïnterpreteerd wordt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe verandert stimulatie in sensatie?

A

Door onze zintuigen.

Stimulatie verwijst naar het opwekken van een reactie in een zintuiglijk orgaan, terwijl sensatie de perceptie of bewustwording van die stimulus betreft.

Stimulatie leidt tot sensatie wanneer de hersenen de ontvangen signalen interpreteren en er bewust van worden, wat resulteert in de ervaring van bijvoorbeeld zien, horen, proeven, ruiken of voelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Volgens welk principe werken de zintuigen?

A

Onze zintuiglijke indrukken van de wereld bestaan uit neurale representaties van stimuli, niet van werkelijke stimuli.
Dus hersenen ontvangen stimuli uit de buitenwereld nooit rechtstreeks.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Onze hersenen nemen de wereld indirect waar omdat de zintuigen stimuli omzetten in de taal van het zenuwstelsel: neurale impulsen
Noem een voorbeeld.

A

Onze hersenen zijn niet in staat licht van zonsondergang rechtstreeks te ervaren.
Ze moeten vertrouwen op info afkomstig uit sensorisch systeem dat als tussenpersoon fungeert en gecodeerde neurale boodschap doorgeeft.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke 3 kenmerken hebben alle zintuigen met elkaar gemeen?

A

•Transductie: ( omvorming)

Proces waarbij fysische energie wordt omgezet in neurale impulsen.

•Sensorische adaptatie:

Proces waardoor receptorcellen minder gevoelig worden als de stimulus een bepaalde tijd op hetzelfde niveau aangeboden wordt.

• Drempels:

Hoeveelheid stimulatie die nodig is voordat de stimulus wordt opgemerkt. Het uitgangspunt hierbij is dat de stimulus de helft van het aantal pogingen moet worden opgemerkt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Geef een voorbeeld van transductie?
(omzetting of omvorming)

A

Een sensorisch neuron vangt een fysische stimulus op ( bvb een geluidsgolf van een trillende snaar)
Als de stimulus het bijpassend zintuig bereikt( het oor) worden de gespecialiseerde neuronen geactiveerd, die we receptoren noemen. Deze zetten hun prikkeling om in een zenuwimpuls.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Geef een voorbeeld van sensorische adaptatie.

A

Je springt met warm weer in een koud zwembad.
De stimulus van kou voelen houdt even aan maar het zintuig voelen wordt minder gevoelig naarmate de tijd, je schrikt dus van het koude water, daarna raak je gewend aan de temperatuur en vervolgens kan je er rustig in zwemmen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Geef een voorbeeld van drempels.
(grenzen van sensatie)

A

Je wilt je vriend een zwakke ster aanwijzen en je ontdekt dat hij die niet kan zien. De lichtsterkte van de ster ligt boven jouw absolute drempel( jij kunt hem zien)maar onder die van je vriend ( die de ster niet kan zien)
De grens tussen waarnemen en niet waarnemen is is niet scherp.
De ene absolute drempel is dat niet voor de ander.
Deze varieert bij een ieder door onze geestelijke alertheid en lichamelijke conditie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe heet de tak van onderzoek die experimenten waarbij drempelwaarden van verschillende typen prikkeling werden vastgesteld ?

A

Psychofysica

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Beschrijf de term verschildrempel.
(Juist Waarneembare Verschil)

A

Het kleinst waarneembare verschil tussen twee stimuli dat iemand betrouwbaar, de helft van het aantal keren, als verschil kan opmerken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Geef een voorbeeld van JWV
Juist Waarneembaar verschil.

A

Je bent met twee op een vrijdagavond waar jij TV kijkt en je partner blokt voor z’n examen.
Hij vraagt om het geluid zachter te zetten omdat het hem afleidt.
Je wilt het doen maar tegelijk vind je het best zo.
Wat is de kleinste verandering die je kan toepassen om hem een gunst te doen?
- Een klein beetje lager zetten? ( partner zal vast het verschil niet horen, dus de volume verlaging komt niet overeen met zijn verschildrempel)
- Het geleidelijk verlagen tot partner stop zegt? ( hier kan je zijn verschildrempel vinden en vrede bewaren)
Het vermogen om dit te beoordelen is de verschildrempel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is de Wet van Weber?

A

Theorie die stelt dat het JWV groot is als de intensiteit van de stimulus groot is en klein als de intensiteit van de stimulus klein is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Signaaldetectie theorie.

A

Sensatie is afhankelijk van de kenmerken v/d stimulus, de achtergrond stimuli en de detector.
Deze theorie erkent het feit , dat de detector waarvan de lichamelijke en geestelijke toestand voortdurend verandert, een sensorische ervaring moet vergelijken met constant veranderende verwachtingen en biologische omstandigheden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is de relatie tussen perceptie en sensatie?

A

Sensatie betreft de ruwe sensorische ervaringen die voortkomen uit zintuiglijke prikkels, zoals het waarnemen van licht, geluid, geur, smaak en aanraking.
Perceptie daarentegen is het proces waarbij de hersenen deze sensorische informatie interpreteren en organiseren, waardoor betekenisvolle ervaringen en percepties ontstaan. Kortom, sensatie levert de rauwe gegevens, terwijl perceptie de interpretatie en betekenisvorming van de externe wereld geeft.
Ze zijn dus nauw met elkaar verbonden omdat perceptie betekenis geeft aan sensatie.

18
Q

Een percept is:

A) Een sensatie?

B) Een sensatie en de betekenis die daarmee samenhangt?

C) Een betekenisvol product van perceptie, (een beeld dat geassocieerd wordt met concepten, herinneringen aan gebeurtenissen, emoties en motieven) ?

A

B&C

19
Q

De wat- en waar-route in de hersenen.

A

De primaire visuele cortex in de hersenen splitst visuele info in 2 onderling verbonden routes. De WAT route, lopend naar de temporaalkwab. Die haalt informatie over specifieke objecten ( is dit een stoel of een tafel?) naar boven en andere deel identificeert omgevingen( is dit keuken of toilet?)
Andere route WAAR-route, die op parietaalkwab projecteert, stelt locatie ten opzichte van ons lichaam van voorwerp vast.

20
Q

Blindzicht.

A

Het vermogen om voorwerpen te lokaliseren ondanks schade aan het visuele systeem. ( waardoor iemand voorwerpen die hij niet kan zien toch kan identificeren)
Onbewuste visuele verwerking in de waar-route.

21
Q

Kenmerkdetector.

A

Cel in de cortex die is gespecialiseerd in het opmerken van bepaalde kenmerken in een stimulus.

22
Q

Hoe worden kenmerken waarvan we niet weten hoe de hersenen cellen opmerkt en deze verbindt tot 1 enkel percept?

A

Binding problem

23
Q

Verschil tussen top-down en bottom-up verwerking.

A

•Bij top- down legt de perceptuele analyse op onze verwachtingen, concepten, herinneringen en andere cognitieve factoren.
-TOP heeft betrekking op mentale set in de hersenen en staat bovenaan perceptuele verwerkingssysteem .
•Bij bottom-up legt perceptuele analyse de nadruk op de kenmerken van de stimulus.
-BOTTOM heeft betrekking op het detecteren van de stimuluskenmerken

24
Q

Perceptuele constantie.

A

Het vermogen om hetzelfde voorwerp in verschillende omstandigheden, zoals na veranderingen van verlichting , afstand of omgeving te herkennen.

25
Q

Noem enkele voorbeelden van perceptuele constantie.

A

• kleurconstantie: (zorgt ervoor dat waarneming van kleur van bvb een bloem zelfde is bij rood zonsondergang licht als witte licht overdag.)
• constantie van grootte: ( stelt in staat om bvb persoon op versch. afstanden als even groot waar te nemen.)
• vormconstantie: maakt het mogelijk om bvb een deur als rechthoekig waar te nemen, onafhankelijk vanuit welke hoek we ernaar kijken. ( deur blijft een deur open of dicht )

26
Q

Perceptuele blindheid + voorbeeld.

A

•Waarnemingsfout die plaatsvindt omdat het mensen vanwege selectieve aandacht niet lukt om iets waar te nemen, de aandacht is er niet op gericht, of ze verwachten het niet.

-Vb: je rijdt in onbekende stad en bent bezig je weg te vinden, je ziet niet dat auto onverwachts van rijbaan verandert, doordat je aandacht er niet op gericht was.

27
Q

Veranderingsblindheid+ voorbeeld.

A

•Perceptuele fout waarbij veranderingen die plaatsvinden in iemands visuele veld niet worden waargenomen.
-Vb. Het ontgaat ons dat iets nu anders is dan even geleden bijvoorbeeld verandering haarkleur van vriend of afscheren van vriend zijn snor.

28
Q

Illusie.

A

Een aantoonbaar verkeerde perceptie van stimuluspatroon, in het bijzonder wanneer die wordt gedeeld door anderen die dezelfde stimulus waarnemen.
( onstaat door onduidelijke stimuli maar ook de interpretatie van een beeld)
- Vb. Hermannraster.
Concentratie op midden raster=> waarneming van vlekken op de witte balken.
Concentratie op kruispunt=> vlek verdwijnt.

29
Q

Ambigue figuur.

A

Afbeelding die op meer dan 1 manier geïnterpreteerd kan worden.
- Vb. Vaas-gezicht afbeelding of Necker-kubus.
( hebben 2 conflicterende betekenissen)

30
Q

Een klassieke verklaring van hoe perceptie in zijn werk gaat is concluderen door leren en de ‘gestaltpsychologie’ leg uit.

A

Bij gestaltspsychologie wordt de nadruk gelegd op de wijze waarop binnenkomende stimuli tot betekenisvolle perceptuele patronen
organiseren. ( geheel, vorm, patroon)
Bij concluderen door leren ligt de nadruk op aangeleerde invloeden op perceptie, met inbegrip van verwachtingen , context en cultuur.

31
Q

Wat houdt ‘gestalt’ in?

A

Duits woord voor; perceptueel patroon of configuratie. (de hersenen vormen dus een geheel)

32
Q

Een van de fundamentele perceptuele processen die door gestaltpsychologen is geïdentificeerd verdeelt een percept in ‘figuur’ en ‘grond’
Leg uit.

A

-Figuur=> deel van patroon of gestalt dat de aandacht trekt en waar alle aandacht naartoe gaat.
- Grond=> het resterende deel waartegen we figuur aannemen. Deel van patroon dat geen aandacht trekt.

33
Q

Sluiting.

A

Incomplete figuren compleet waarnemen. deze is ook verantwoordelijk voor het aanvullen van je blinde vlek.

34
Q
  • De Gestaltwetten van perceptuele
    ordening.
  • Wetten van perceptuele ordening – Max
    Wertheimer.
A
  • De gestaltprincipes van gelijkenis,
    nabijheid, continuering en
    gemeenschappelijke bestemming,
    op grond waarvan de elementen van een
    stimulus perceptueel geordend worden
35
Q
  • Wet van gelijkenis.
A

We voegen dingen samen die een gelijk uiterlijk hebben (of gevoel,…), we brengen ze samen in een groep => soort zoekt soort
X O X O X
X O X O X
X O X O X
X O X O X
X O X O X

36
Q
  • Wet van nabijheid
A

We brengen voorwerpen die dicht bij elkaar staan tot een groep om deze te ordenen. XO XO XO XO XO XO

37
Q
  • Wet van continuering
A

We verkiezen percepties van ononderbroken figuren boven die van losse en onsamenhangende figuren.
Speelt ook een rol bij het waarnemen van personen, we gaan er van uit dat personen die we een tijd niet hebben gezien, nog steeds dezelfde zijn.

38
Q
  • Wet van gemeenschappelijke
    bestemming
A

We zijn geneigd gelijkvormige objecten samen te voegen als ze een gelijke beweging of bestemming hebben. (vlucht ganzen)

39
Q
  • Wet van Prägnänz.
A

Onze perceptie kiest voor de figuur met de eenvoudigste ordening, die de minst cognitieve inspanning vereist. = minimumprincipe van perceptie

40
Q

Concluderen door leren.

A

De nadruk ligt op aangeleerde invloeden op de perceptie, alsook de invloed van verwachtingen, context en cultuur
- Nadruk ligt op het aangeleerde en ervaringen.

  • Een waarnemer zal eerder opgedane kennis over de omgeving gebruiken bij het interpreteren van nieuwe sensorische informatie. Op grond hiervan gaat de waarnemer conclusies en logische vermoedens aangaande betekenis van sensatie gaan construeren .
  • Wat bepaalt hoe succesvol we zullen zijn in het herkennen en identificeren van een percept? Context en verwachtingen .
41
Q

Context en verwachtingen .

A

‘THE CHT ‘
Looking down, around, and up: Mechanistic explanation in psychologyBv.: We lezen “the cat” maar we merken, objectief gezien, dat de middelste letters exact hetzelfde zijn (bottom-up).

Echter, onze perceptie beïnvloed (top-down) door wat je over Engelse woorden weet.

We baseren ons op de context T-E en C-T

Bv.: je gaat een kennis soms niet herkennen omdat je die niet gewend bent die te zien op die bepaalde plaats/context (bv op reis in Spanje) , je verwacht die daar ook niet te zien.