H3 Gaswisseling en uitscheiding Flashcards

1
Q

Hoe beïnvloeden de parameters van de wet van Fick de gaswisseling?

A

Oppervlakte= groot door heel veel alveoli

Concentratiegradiënt= blijft groot doordat de vloeistoffen blijven stromen (wegpompen O2-rijk bloed en inademen nieuwe O2)

Afstand (x)= kleine afstand door dunne membranen (5 membranen totaal= 2x alveoli + 2x haarvat + 1x rode bloedcel)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is het Bohr-effect?

A

Bij een hogere CO2-concentratie ‘‘weten’’ de rode bloedcellen (en dus hemoglobine) dat ze langs actief weefsel komen en dus meer O2 moeten afgeven. Wanneer Co2-concentratie stijgt, daalt de pH-waarde (zuurder) en komt er meer O2 vrij.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Op welke manieren wordt CO2 vervoerd in het bloed?

A
  1. opgelost in bloedplasma
  2. gebonden aan hemoglobine
  3. als onderdeel van bicarbonaatbuffer in rode bloedcel (H2CO3)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat gebeurt er met de druk in de interpleurale ruimte tijdens ademhalen?

A

Tijdens inademen: borstkas vergroot (longvolume vergroot), druk in interpleurale ruimte neemt af
Tijdens uitademen: borstkas verkleind (longvolume verkleind), longvlies wordt kleiner, terwijl borstvlies nog wel vast zit–> druk interpleurale ruimte neemt toe

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn de functies van de lever en hoe hebbend ie functies een rol in de homeostase?

A
  1. De(s)aminering
  2. Transaminering
  3. Glucogenese
  4. Glycogenese
  5. Gluconeogenese
  6. Lipogenese
  7. Detoxificatie
  8. Productie gal
  9. Hormoonafbraak
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is de(s)aminering?

A

Reactie waarbij aminogroep (NH2) van een aminozuur/nucleotide/ander molecuul verwijderd wordt.
Ammoniak (NH3) wordt gekoppeld aan CO2–> Ureum
Ureum gaat via bloed en nieren naar urine.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is transaminering?

A

Aminogroep wordt van az/nucleotide/etc. verwijderd en dit aminozuur wordt aan alfa-ketozuur (bvb. axaalazijnzuur/pyrodruivenzuur) geplakt.
–> leveren van benodigde aminozuren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is glycogenese?

A

Glyco= glycogeen
Genese= vorming
Insuline zorgt ervoor dat:
Glucose–> glycogeen
Glycogeen wordt opgeslagen in de lever/skeletspieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is gluconeogenese?

A

Gluco=glucose
Neo=nieuw
Genese= vorming
Glucose wordt gevormd vanuit glycogeen of vanuit vet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is glucogenese?

A

Glucose gevormd uit andere suikervorm (aldose/ketose/fructose)–> want die soorten suiker kunnen niet de dissimilatie in

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is lipogenese?

A

Proces: overtollig glucose (voorraden glycogeen in leven/spieren zitten vol) wordt omgezet in vet.
Wordt opgeslagen rondom organen en onder huid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Waarom kan je een aminozuur niet zomaar snel weer terugvormen?

A

Als eenmaal de aminogroep is verwijderd, kan je die er niet meer aan terugplakken (kunnen alleen planten).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke dingen kan je lichaam verbranden om energie van te krijgen?

A
  1. Koolhydraten
  2. Vetten
  3. Eiwitten (alleen als echt hongersnood)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is detoxificatie?

A

De giftige stoffen worden afgebroken
(koffie/specerijen/medicijnen/alcohol)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat kun je vertellen over de productie van gal?

A
  • geproduceerd in de gal
  • opgeslagen in galblaas
  • Gal emulgeert vet–> enzymen kunnen er beter bij–> snellere vertering
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Waarom breekt de leven onnodige hormonen af?

A

Anders zullen er conflicterende boodschappen rondgaan in het lichaam

17
Q

Waar in de nieren vindt ultrafiltratie en terugresorptie plaats?

A

Ultrafiltratie: vanuit glomerulus naar kapsel van bowman
Terugresorptie: in eerste gekronkelde nierbuisje

18
Q

Hoe weet je of een stof volledig is uitgescheiden of niet?

A

Ureum wordt 100% uitgescheiden
Iets volledig uitgescheiden als factor x67
Als factor=24x–> dan niet alles uitgescheiden (deels teruggeresorbeerd)

19
Q

Waarom is de diffusie in de nieren zo handig? O.a welk principe?

A
  1. Tegenstroom principe
    Bloed en voorurine stroomt in tegengestelde richting, daardoor kan je altijd diffusie hebben
  2. Door grote diffusieoppervlak van de nefronen
20
Q

Wanneer neemt de ADH-afgifte toe/af? Wat voor invloed heeft dit op de urineproductie?

A
  1. Als tekort H2O–> osmowaarde stijgt
  2. signaal naar hypothalamus
  3. dorst + ADH aangemaakt
  4. Door ADH: cellen in tweede gekronkelde nierbuisje worden permeabel voor water–> meer water onttrokken van voorurine (gaat in bloedplasma weer)–> minder urineproductie
20
Q

Hoe zorgen de nieren voor constant mogelijke pH van het bloed?

A

pH van het bloed moet 7,35-7,45
Acidose= zuur dus lager dan 7,35 (te veel H+ vrij)
Alkalose= basisch dus hoger dan 7,45 (te veel H+ gebonden)
Regeling:
1. Excretie H+ (vanuit bloed nr nierbuisje)
In bicarbonaatbuffer
2. Terugresorptie van HCO3- (van nierbuisje naar bloed)