H3 Flashcards

1
Q

mechanische verkleining

A

verkleining door te snijden/ kauwen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

chemische verkleining

A

vertering met behulp van hydrolyse reacties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

autotrofe organismen

A

organismen die zelf ademen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

heterotrofe organismen

A

organismen die voeding uit voedingsstoffen halen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

fotosynthese

A

het proces waarbij autotrofe organismen zonlicht gebruiken om glucose en zuurstofgas te produceren uit water en koolstofdioxide

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

stroma

A

een met vocht gevulde ruimte in de chloroplast

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

grana

A

zuilen die bestaan uit gestapelde schijfvormige membraanstructuren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

calvincyvlus

A

cyclische keten waarbij CO2 uit de lucht wordt omgezet in glucose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

celademhaling

A

verbranding van energierijke CO2-verbindingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

glycolyse

A

proces waarbij glucose wordt opgesplitst in twee keer pyrodruivensuiker, de energie die hierbij vrijkomt wordt opgeslagen in ATP-moleculen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

gisting

A

proces waarbij zonder O2 energie uit glucose gehaald wordt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

patogenen

A

biologische ziekteverwerkers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

humorale immuniteit

A

B-lymfocyten maken indringers in het lichaamsvocht kapot

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

cellulaire immuniteit

A

T-lymfocyten maken indringers in de cellen kapot

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

ABO-systeem

A

op basis van aanwezigheid van antigeen A en antigeen B op de RBC, wanneer deze niet aanwezig is, zitten er antistoffen tegen in het bloedplasma

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

actieve immunisatie

A

het lichaam krijgt dode/ verzwakte bacteriën/ virussen ingespoten waarop het reageert door zelfantistoffen aan te maken en geheugencellen die getraind worden.

17
Q

passieve immunisatie

A

er worden antistoffen van dieren/ mensen die de ziekte al meemaakten ingespoten.

18
Q

elastische botsing

A

botsing waarbij deeltjes niet met elkaar reageren en dus onveranderlijk terug uit elkaar gaan

19
Q

effectieve botsing

A

botsing waarbij deeltjes een reactie veroorzaken waardoor nieuwe atoomcombinaties ontstaan. Hiervoor moeten ze correct georiënteerd zijn en voldoende kinetische energie bezitten.

20
Q

chemische reactiesnelheid

A

hoeveelheid stofdeeltjes er in mol per liter reactie mengsel en per seconde gevormd of omgezet wordt. Het is gelijk aan de verandering van de concentratie per seconde.

21
Q

katalysator

A

een stof die een chemische reactie versnelt/ vertraagt en steeds hergebruikt kan worden.

22
Q

principe van Le Châtelier

A

als een systeem in evenwicht wordt verstoord door wijziging in temperatuur, concentratie of Volume dan reageert het systeem met een tijdelijke verschuiving van evenwicht zodat de wijziging zoveel mogelijk wordt tenietgedaan.