H3 Flashcards
aanbod van arbeid
(= beroepsbevolking) Iedereen die zijn arbeidskracht aanbied op de arbeidsmarkt. Bestaat uit de mensen in loondienst, de zelfstandigen en de werklozen
aftrekposten
Bedragen die bij de berekening van het belastbaar inkomen in mindering mogen worden gebracht op het brutoloon en waarover geen belasting en premies betaald hoeven wordenn
algemene heffingskorting
Een bedrag, afhankelijk van het inkomen, dat in mindering wordt gebracht op de te betalen loonheffing voor iedereen
arbeid
De inzet van menselijke capaciteit voor het produceren van goederen en diensten
arbeidsinkomen
Inkomen verdiend uit arbeid. De optelsom van loon en winst uit eigen zaak
arbeidskorting
Een inkomensafhankelijk bedrag dat in mindering wordt gebracht op de te betalen inkomensheffing voor iedereen werkt.
arbeidsmarkt
Het geheel van vraag naar arbeid en aanbod van arbeid
arbeidsvoorwaarden
Afspraken tussen werkgever en werknemer over loon/arbeidstijd/vakantieregeling/reiskosten/scholing/onkostenvergoedingen/laptop van de zaak/studiefaciliteiten etc
belastbaar inkomen
Bruto arbeidsinkomen + bijtellingen - aftrekposten
beroepsbevolking
(= aanbod van arbeid) Iedereen die zijn arbeidskracht aanbiedt op de arbeidsmarkt. Bestaat uit de mensen in loondienst, zelfstandigen en de werklozen
bijtellingen
Bedragen die voor de berekening van het belastbaar inkomen opgeteld moeten worden bij het brutoloon en waarover belasting en premies betaald moeten worden
boxenstelsel
Het belastingstelsel van Nederland dat uitgaat van 3 boxen waarbinnen verschillende inkomen vallen met ieder hun eigen heffingssysteem
bruto-inkomen / totaal inkomen
Het totaal inkomen: arbeidsinkomen + kapitaalinkomen + uitkeringen + toeslagen
brutoloon
Het loon voor aftrek van belastingen en premies
collectieve arbeidsovereenkomst
Een overeenkomst over de arbeidsvoorwaarden die gelden voor iedereen die in het bedrijf of in de bedrijfstak werkt
cumuleren
Het voorafgaande erbij optellen. Optellen van percentages van laag naar hoog
depressief belastingstelsel
Een belastingstelsel waarbij het gemiddelde belastingpercentage daalt als het inkomen toeneemt
denivelleren
Het groter worden van de relatieve inkomensverschillen
draafkrachtbeginsel
Het principe dat de hogere inkomens in verhouding meer belasting betalen dan de lagere inkomens
gemiddelde heffingsdruk/-tarief
inkomensheffing als percentage van het bruto looninkomen