H2 - Staats en bestuursrecht Flashcards

1
Q

Regering

A

koning + ministers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Staten - Generaal

A

Parlement , 1e en 2e kamer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Formele wetgever

A

De regering, Staten- Generaal maken een wetgeving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Attributie

A

Een manier van bevoegdheid verkrijging die rechtstreeks plaatsvindt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wet/Wetboek

A

Wetgeving in materiele zin die door de regering en de staten generaal samen is gemaakt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

AMvB

A

AMvB staat voor “Algemene Maatregel van Bestuur.” Het is een uitvoeringsbesluit dat de regering neemt zonder tussenkomst van de Staten-Generaal (het parlement).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Delegatie

A

De regering kan in haar wetgeving een minister of staatssecretaris vragen om een AMvB verder uit te werken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Rangorde in regelgeving

A
  1. Internationaal verdrag
  2. Grondwet
  3. Wetgeving in formele zin
  4. AMvB
    5.Ministeriële regeling of verordening
  5. Gemeentelijke verordening.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

De rechterlijke macht

A

Het oplossen van conflicten naar conflicten naar aanleiding van de uitvoering.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wetgevende macht

A

Het geven van algemeen verbindende regels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

De uitvoerende macht (of bestuurlijke macht)

A

Het uitvoeren van de regels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Eenheidsstaat

A

Overheidsfuncties worden centraal vervuld, tenzij nadrukkelijk anders bepaald.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Legaliteitsbeginsel

A

Gaat over twee dingen: ten eerste moet alles wat de overheid doet, gebaseerd zijn op de wet. Ten tweede mogen (de meeste) nieuwe wetten niet met terugwerkende kracht worden toegepast.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Het beginsel van de machtenscheiding

A

Een orgaan mag zich maar met één macht bezighouden, in Nederland is dit niet volledig uitgewerkt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Onafhankelijke rechtspraak

A

In geschillen tussen overheid en burger kan een onafhankelijke rechter beslissen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Kenmerken van een rechtsstaat
1.
2.
3.
4.

A
  1. Het legaliteitsbeginsel
  2. Het beginsel van de machtenscheiding.
  3. Het bestaan van grondrechten
  4. Onafhankelijke rechtspraak
13
Q

Kenmerken van een parlementaire democratie:

A
  1. Het bestaan van vrije en geheime verkiezingen om van een gekozen volksvertegenwoordiging verzekerd te zijn.
  2. De mogelijkheid van rechtstreekse invloed van burgers.
  3. Openbaarheid van besluivorming en openbaarheid van besluiten.
  4. Vertegenwoordigende colleges
  5. Parlementair stelsel
  6. Het bestaan van vrije en onafhankelijke media
14
Q

Parlementair stelsel

A

De volksvertegenwoordiging heeft het laatste woord over de vraag of dat de regering aan het bewind kan blijven.

14
Q

Vertegenwoordigende colleges

A

De Staten-Generaal, provinciale staten en gemeenteraden hebben als vertegenwoordigers van het volk invloed op de besluitvorming, beslissingsrecht en de bevoegdheid tot controle achteraf.

15
Q

Functie 1e kamer

A

Door de 2e kamer aangenomen wetsvoorstellen aan een nadere toetsing onderwerpen.

16
Q

Het vragenrecht

A

Leden van de kamer kunnen een schriftelijke vraag stellen over onderwerpen die op dat moment niet aan de beurt zijn om te behandelen.

17
Q

Het interpellatatierecht

A

De bevoegdheid om met een bepaalde minister in debat te treden over een onderwerp dat regulier nog niet aan de orde is.

18
Q

Enquetetecht

A

De meerderheid van de eerste of de tweede kamer kan een parlementaire enquetecommisie instellen. Deze commisie kan zelfstandig onderzoek instellen naar een bepaald onderwerp.

19
Q

Het inititiefrecht

A

Leden van de tweede kamer hebben de mogelijkheid om zelf wetvoorstellen in te dienen.

20
Q

Het amendementsrecht

A

Een door de regering ingediend wetsvoorstel kan door de tweede kamer worden gewijzigd zolang het in behandeling is. De eerste kamer heeft dit recht niet.

21
Q

Het budgerecht

A

Het budgerecht is het recht van het parlement in Nederland om wijzigingen inzake de Rijksbegroting goed of af te keuren.

22
Q

Ministerraad

A

Belangrijkste bestuursorgaan, de taak van de ministerraad is dat hij samen overlegd en besluit over het algemeen regeringsbeleid en dat hij de eenheid van dat beleid bevordert.

23
Q

-
-
-
-

A
  • Alle wetsvoorstellen
  • Alle algemene maatregelen van bestuur
  • Internationale overeenkomsten
  • Belangrijke onderwerpen van het buitenlands beleid
  • Voordrachten vanbelangrijke benoemingen die bij koninklijk besluit worden geregeld.
24
Q

Bestuursorganen van provincies

A

Provinciale staten, de gedeputeerde staten en de commissaris van de koning.

25
Q

Bestuursorganen van de gemeente

A

De gemeenteraad, het college van B&W en de burgermeester. De bevolking kiest de gemeenteraad, deze staat aan het hoofd van de gemeente.

26
Q

Rechten voor de provinciale statenleden en de gemeenteraadsleden:
1.
2
3
4

A
  1. Een eigen griffer
  2. Het recht van onderzoek.
  3. Het recht op ambtelijke bijstand
  4. De rekenkamer
27
Q

Griffer

A

Hij staat de provinciale staten de gemeenteraad en de ingestelde commisie bij, bij de oefeningen van hun taak

28
Q

Het recht van onderzoek

A

Tweede en Eerste Kamer kunnen zelfstandig onderzoek instellen naar beleid en projecten.

29
Q

De rekenkamer

A

Een onafhankelijk orgaan dat controleert of de uitgaven van de Nederlandse rijksoverheid regelmatig en doelmatig zijn.