H2 Internationale verkoop Flashcards

1
Q

Welke 3 zelfstandige tussenpersonen zijn er bij een handelscontract?

A

– Handelsagent
– Commissionair
– Makelaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Geef kenmerken van een handelsagent.

A

– Zelfstandige tussenpersoon
– Agentuurcontract, veelal bepaalde duur
– Principaal (=naam van opdrachtgever)
– In naam van en voor rekening van de principaal (1 of meer)
– Provisie
– Meestal verkoop
– Verzekeringsagent

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Geef kenmerken van een commissionair.

A

– Zelfstandige tussenpersoon
– Per opdracht
– Committent (=naam opdrachtgever)
– In eigen naam en voor rekening van de opdrachtgever
(meerdere)
– Commissieloon
– Meestal aankoop

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Geef kenmerken van een makelaar.

A

– Zelfstandige tussenpersoon
– Per opdracht
– Lastgever (=naam opdrachtgever)
– Bemiddelen (meerdere opdrachtgevers)
– Courtage of makelaarsloon
– verzekeringsmakelaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Geef zoveel mogelijk taken van een expediteur.

A

– Advies
– Opstellen vervoersdocumenten
– Regelen aanvoer en afvoer van goederen
– In ontvangst nemen van goederen
– Tijdelijke opslag
– Groeperen en degroeperen
– Conditioneren van goederen
– Stuffen en strippen
– Goederenverzekering
– Douaneformaliteiten
– Legaliseren documenten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat doet een douanevertegenwoordiger?

A

– In eigen naam (indirecte ) of in naam van
opdrachtgever (directe ) maar voor rekening van
opdrachtgever
– Douaneformaliteiten
– Invoer, uitvoer of doorvoer
– Immatriculatienummer (bewijs van erkenning door
Algemene Administratie van Douane en Accijnzen)
– Repertorium (computerlisting met de gedane
verrichtingen ; chronologisch)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat doet een goederenhandelaar?

A

– Laden en lossen
– Stuwen of stouwen (stuwplan)
– Behandelen van goederen
– Grote geïntegreerde eenheden
– Vb. Terminal-operators

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Leg uit wat stuwen en stouwen betekent.

A

Oordeelkundig stapelen van de goederen in een vervoermiddel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Leg uit wat lijnvaart betekent.

A

Dit is de geregelde vaart tussen een aantal vaste havens.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Geef een vb van een scheepsagent.

A

ICO

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Geef een vb van een luchtvrachtagent.

A
  • KLM
  • Brussels Airlines
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn Incoterms.

A

Dit zijn de internationale leveringsvoorwaarden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Geef alle 7 Incoterms gebruikt bij elke vervoersvorm, inclusief het multimodaal vervoer.

A
  • EXW
  • FCA
  • CPT
  • CIP
  • DAP
  • DPU
  • DDP
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Geef alle 4 Incoterms die typisch zijn voor de zeevracht.

A
  • FAS
  • FOB
  • CFR
  • CIF
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly