H2 Flashcards

1
Q

Macroniveau

A

beschrijving van alles wat je waarneemt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Microniveau

A

beschrijving of verklaring met behulp van deeltjes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Metaalrooster

A

in vaste fase atoomresten gerangschikt in kristalrooster

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Metaalbinding

A

sterke aantrekkingskracht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Corrosie

A

aantasting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Roest

A

corrosie van ijzer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Onedele metalen

A

metalen die door stoffen uit de lucht worden aangetast

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Zeer onedele metalen

A

reageren heftig met water, vuurverschijnselen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Edelmetalen

A

niet aangetast door stoffen in lucht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Legering of alliage

A

mengsel van vaste stof en metaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Erts

A

gesteente of mineraal dat een economisch winbaar gehalte van een metaal bevat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Vanderwaalsbinding

A

binding die moleculen in vaste en vloeibare fase bij elkaar houdt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Atoombinding

A

gemeenschappelijk elektronenpaar dat twee positieve atoomresten aan elkaar houdt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Molecuulformule

A

geeft aan welke en hoeveel atomen zich in molecuul bevinden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Structuurformule

A

wordt duidelijk hoe atomen in molecuul onderling zijn verbonden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Covalentie

A

aantal atoombindingen dat atoom kan vormen om edelgasconfiguratie te krijgen

17
Q

Polaire atoombinding

A

Elektronegativiteit van ene atoom groter dan van ander atoom

18
Q

Dipoolmolecuul

A

twee-atomige moleculen met groot verschil in elektronegativiteit

19
Q

Dipool-dipoolbinding

A

binding tussen dipoolmoleculen

20
Q

Waterstofbrug

A

extra binding tussen watermoleculen door permanente ladingscheiding in dipoolmolecuul die zorgt voor ontstaan elektrostatische aantrekkingskrachten

21
Q

Hydrofiele stoffen

A

stoffen die oplosbaar zijn in water

22
Q

Hydrofobe stoffen

A

stoffen waarvan moleculen geen waterstofbrug met watermolecuul kan vormen, lossen niet op in water

23
Q

Ionen

A

deeltje die een lading hebben en ontstaan doordat metaal in een reactie een of meer elektronen kan afgeven aan niet-metalen

24
Q

Zout

A

gevormd door positieve en negatieve elektronen

25
Q

Ionbinding

A

binding tussen positieve en negatieve ionen