H13 - TERMEN Flashcards
Een test die onbewuste (impliciete) vooroordelen meet aan de hand van de snelheid waarmee mensen een gezicht (bijvoorbeeld gekleurd of blank, oud of jong) kunnen koppelen aan een positief of negatief woord (bijvoorbeeld eerlijk of slecht, vreugde of mislukking)
De Impliciete Associatietest (IAT)
Een ongerechtvaardigde, negatieve en/of schadelijke actie die gericht is tegen de leden van een groep puur omdat ze lid zijn van die groep
Discriminatie
Een klassenopzet die bedoeld is om vooroordelen weg te nemen en het gevoel van eigenwaarde van kinderen te vergroten door kinderen van verschillende etniciteit in kleine groepen te plaatsen en elk kind voor het leren van het lesmateriaal afhankelijk te maken van de andere kinderen in de groep
Jigsawmodel
De overtuiging dat de eigen etnische groep, het eigen land of de eigen religie superieur is aan alle andere
Etnocentrisme
Praktijken waarbij minderheden legaal dan wel illegaal worden gediscrimineerd op grond van etniciteit, sekse, cultuur, leeftijd, seksuele oriëntatie of andere kenmerken
Institutionele discriminatie
De situatie die bestaat wanneer twee of meer groepen elkaar nodig hebben om een doel te bereiken dat voor iedereen belangrijk is
Wederzijdse afhankelijkheid
De neiging om individuen de schuld te geven (dispositionele attributies te maken) van hun slachtofferrol, meestal ingegeven door het verlangen om de wereld als een rechtvaardige plek te beschouwen
Blaming the victim
Het idee dat beperkte middelen leiden tot conflicten tussen groepen en uitmonden in sterkere vooroordelen en meer discriminatie
Realistische conflicttheorie
De neiging om je aan te sluiten bij de mening van de groep om aan de verwachtingen van die groep te voldoen en geaccepteerd te worden
Normatief conformisme
Vijandige of negatieve attitudes tegenover een onderscheidbare groep mensen, puur gebaseerd op hun lidmaatschap van die groep
Vooroordelen
De perceptie dat individuen in de out-group meer op elkaar lijken (homogener zijn) dan in werkelijkheid het geval is, en ook meer op elkaar lijken dan de leden van de in-group
Out-group homogeniteitsbias
Positieve gevoelens en een speciale behandeling voor mensen die we tot onze wij-groep rekenen, en negatieve gevoelens en een oneerlijke behandeling voor mensen buiten die groep
In-group bias (wij-groepvertekening)
Generalisatie over een groep mensen waarin vrijwel alle leden van de groep identieke kenmerken krijgen toebedeeld, ongeacht de daadwerkelijke verschillen tussen de leden
Stereotypering
Het deel van iemands zelfconcept dat gebaseerd is op zijn of haar identificatie met een land, religieuze of politieke groep of andere sociale affiliatie
Sociale identiteit
Veronderstelling dat vooroordelen afnemen als er sprake is van gelijkwaardig contact tussen groepen, waarbij beide groepen gemeenschappelijke belangen en hetzelfde doel hebben
Contacthypothese