H13 Flashcards

1
Q

Waarop bewust de scheiding van stoffen bij een papier-en-dunnelaagchromatografie?

A

Het verschil in aanhechtingsvermogen van de stoffen aan de stationaire fase + het verschil in oplosbaarheid van de stoffen in de mobiele fase.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn de stappen van een papier-en-dunnelaagchromatografie?

A

1) Breng druppel van te onderzoeken vloeibare mengsel aan op de startlijn van plaatje.
2) Plaats het plaatje in een chromatografietankje, waarin zich een klein laagje loopvloeistof bevindt. (startlijn > vloeistofniveau)
3) Capillaire werking –> loopvloeistof beweegt omhoog langs stationaire fase
4) Vloeistof bijna bovenaan plaatje: eindpunt (vloeistofffront gemarkeerd met potlood).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe beïnvloedt de polariteit van de loopvloeistof de oplosbaarheid van de stoffen?

A

In een polaire loopvloeistof lossen polaire stoffen (hydrofiel) beter op. In een apolaire loopvloeistof lossen hydrofobe stoffen juist beter op.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe beïnvloedt de pH het loopgedrag van de stoffen?

A

Bij een lage pH zullen basen een H+ opnemen. Bij een hoge pH zullen zuurgroepen een H+ afstaan. De stoffen krijgen zo een lading en worden hierdoor veel hydrofieler (want lading zorgt voor polariteit = hydrofieler)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Door welke eigenschap van cellulose kunnen waterstofbrug-vormende stoffen goed hechten aan papier?

A

Papier (voornamelijk cellulose) heeft veel −OH-groepen aan het papieroppervlak. Moleculen die H-bruggen kunnen vormen, zullen dus goed aan het oppervlak kunnen hechten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is de formule voor de Rf-waarde?

A

Rf = afstand startlijn tot zwaartepunt stofvlek / afstand startlijn tot vloeistoffront

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Voor welke stoffen is gaschromatografie geschikt?

A

Gassen en vluchtige stoffen die stabiel zijn in de gasfase.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn de stationaire en mobiele fase bij een gaschromatografie?

A

Stationaire fase = een lange dunne kolom die aan de binnenkant is voorzien van een dragermateriaal.
Mobiele fase = draaggas. Door de kolom stroomt een constante gasstroom van een inert gas.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Waar hangt de snelheid van het door de kolommen bewegende gas vanaf?

A

De sterkte van de bindingen die een stof kan vormen met de stationaire fase (sterkte bindingen bepaalt ook kookpunt).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Van welke eigenschap van de stationaire fase (kolom) wordt gebruik gemaakt als je twee stoffen met een vergelijkbaar kookpunt wilt scheiden?

A

Polariteit. Als de stoffen een verschillende polariteit hebben, kan een polaire kolom er voor zorgen dat de polaire stof extra vertraagd wordt, waardoor toch scheiding optreedt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe noem je de tijd die een stof nodig heeft om de chromatografiekolom te passeren?

A

Retentietijd (tR)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat gebeurt er met de retentietijd van een stof dat een hoog kookpunt heeft?

A

Hoge retentietijd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Waarom zal voor een kwantitatieve analyse voor elke stof een referentiemeting moeten worden gedaan met een bekende concentratie?

A

Omdat de hoogte van de gemeten signalen ook afhangt van de gevoeligheid van de detector voor de stof: niet elke stof geeft per mol een even hoog signaal.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zegt het piekoppervlak over de concentratie van een stof?

A

Groter oppervlak = grotere concentratie (maar houdt rekening met gevoeligheid detector voor stoffen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

In een onderzoeksexperiment, wat is de grootheid die je varieert? Wat is de grootheid die je meet? Hoe heten de andere factoren die je constant houdt?

A

1 De onafhankelijke variabele (bijv pH)
2 De afhankelijke variabele (bijv afbraaksnelheid)
3 De controlevariabelen (volume, temperatuur, concentratie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe wordt een massaspectrometrie uitgevoerd?

A

Een elektronenkanon bombardeert een gasvormig monster, een elektron verlaat molecuul, positieve ion valt in brokstukken, mengsel van positieve en neutrale brokstukken ontstaat, positieve deeltjes worden in elektrisch veld versneld (snelheid hangt alleen af van massa, we gaan uit van lading = +1), aankomsttijd is maat voor massa.

17
Q

Waardoor wordt de M+1 piek veroorzaakt?

A

Door isotopen, die afzonderlijk worden gedetecteerd (vanwege andere massa).

18
Q

Hoe noem je een te analyseren stof?

19
Q

Hoe gaat een titratie in zijn werk?

A

Bij de oplossing van de analiet wordt mbv een buret druppelsgewijs een oplossing van een andere stof met bekende molariteit toegevoegd (titrant) die met de analiet reageert. Als op een bepaald moment de analiet op is, is het eindpunt bereikt en wordt de buret opnieuw afgelezen om het toegevoegde volume te bepalen. Het eindpunt is het moment in een titratiereactie waarop precies alle analiet heeft gereageerd met het titrant en er nog geen overmaat is toegevoegd. Mbv chemisch rekenen kun je vervolgens berekenen hoeveel analiet er in de erlenmeyer aanwezig was.

20
Q

Op welke manieren kun je het eindpunt van een titratie waarnemen?

A

1)Kleurverandering bij een redoxreactie of zuur-basereactie (dmv indicator).
2)pH-meter gebruiken (en daaruit het equivalentiepunt bepalen)
3)Temperatuurverandering

21
Q

Hoe voer je een concentratiebepaling van een stof uit aan de hand van kleurintensiteit?

A

Maak een reeks oplossingen van bekende concentraties: een zogeheten ijkreeks. Meet steeds de kleurintensiteit. Zet de gegevens uit in grafiek: trek langs de meetpunten een lijn (ijklijn) die het verband weergeeft tussen de kleurintensiteit en de concentraties van de gemeten stof.