H1.1-1.2 (KOPIE van vorig jaar) Flashcards

1
Q

ander woord voor asynchrone machine + welke 2 soorten zijn er

A

asynchrone machine = inductiemachine

+ motor, alternator

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

4 eigenschappen van inductiemachines

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

uit welke 3 delen bestaat de inductiemachine + uitleg

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

hoe is de constructie van de stator

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

hoe is de constructie van de rotor met sleepringen

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

hoe is de constructie van de rotor met kooi

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

welke 2 fenomenen vinden zich tegelijk plaats bij de studie van het draaiveld + uitleg

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

hoe ziet het tijdsfenomeen eruit

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

leg het geometrisch fenomeen uit (met vectoren)

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat gebeurt er bij machines met meerdere poolparen + benoem de delen bij de formules

A

de stelling van Ferraris staat op het formularium

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

kan je bij de inductiemotor meerdere poolparen gebruiken + wat moet je doen als je de draaizin wilt verwisselen

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat is de principiële werking van de inductiemachine

A

de formule van relatieve slip staat op het formularium

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

geef de sr bij deze werkingscondities: stilstand, synchronisme, tegenstroomremming, asynchrone motorwerking en asynchrone generatorwerking

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly