H1 Zuid-Amerika (fysisch&natuur) Flashcards

1
Q

omschrijf het klimaat van Zuid-Amerika

A

tropisch, laagdrukgebied, altijd warm (altijd boven 18 graden), veel neerslag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

5 factoren die het klimaat beinvloeden:

A

Breedteligging: plaatsen dichtbij de evenaar zijn warmer
-Ligging ten opzichte van zee: hoe verder van de zee hoe extremer de seizoenen (landklimaat).
-Reliëf: ligging van gebergten: loefzijde berg veel neerslag, lijzijde
berg droog.
-Hoogteligging: hoe hoger hoe kouder (1000 meter omhoog is 6 C
kouder)
-Wind en zeestromen: aanvoer van warme of koude lucht. (dichterbij de zee is koelere zomers en warmere winters, vooral bij aanlandige wind)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

aanlandige wind–>

A

veel neerslag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

aflandige wind

A

weinig neerslag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

hoe werkt de loefzijde?

A

natte lucht wordt tegengehouden door berg → verdampt → neerslag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

lage luchtdruk aan het oppervlak –>

A

warme lucht stijgt naar boven –> neerslag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

hoge luchtdruk aan het oppervlak–>

A

koude lucht daalt–> geen neerslag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

hoe is het weer bij een laagluchtdrukgebied?

A

lucht stijgt → bewolkt en regenachtig, relatief warm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

hoe is het weer bij een hoogluchtdrukgebied?

A

lucht daalt → zonnig en onbewolkt, relatief koel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

koude zeestroom–>

A

geen verdamping –> geen neerslag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

warme zeestroom–>

A

verdamping –> neerslag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Zuid-Amerika is grotendeels tropisch regenwoud, hoe ziet het klimaat er dan uit?

A

-altijd minimaal 18 graden
-minimaal 2000 mm neerslag per jaar
-onvruchtbaar door dunne humuslaag en uitspoeling vanwege veel neerslag
-roestvorming: ijzer en aluminium lossen niet op want humuszuren ontbreken, roestvorming –> rode bodem
-in brak water komen mangroven (planten) voor, beschermen kust

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat zijn de 3 soorten savanne?

A

Cerrado, Ilanos en Caatinga

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

hoe ziet de Cerrado (savannesoort) eruit?

A

boomsavanne

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

hoe ziet de Ilanos (savannesoort) eruit?

A

grassavanne en wat bomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

hoe ziet de Caatinga(savannesoort) eruit?

A

savanne met doornachtige struiken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

wat is het debiet?

A

de hoeveelheid water die een rivier afvoert uitgedrukt in m³/s

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

wat is het regiem?

A

verdeling en schommelingen in waterafvoer gedurende een jaar, vaak weergegeven in debiet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

het regiem wordt bepaald door… (3)

A

-neerslag en verdamping
-verschuiving ITCZ
-afvoer smeltwater (uit de Andes)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

wat is een bekken?

A

gebied dat lager ligt dan dan omringende gebieden

21
Q

wat zijn rivierbekkens?

A

stroomgebied

22
Q

wat zijn voorlandbekkens?

A

bekken die tijdens de vorming van een gebergte parallel aan het gebergte ontstaat

23
Q

welke plaatbewegingen zijn er?

A

-divergent: uit elkaar
-convergent: naar elkaar toe
-transform: langs elkaar

24
Q

welke plaatbewegingen komen voor in Zuid-Amerika?

A

divergent, convergent, transform (allemaal)

25
Q

wat is een rift?

A

een gebied in een continent waar extensie van de aardkorst plaatsvindt; de plaatbeweging is er divergent, uit elkaar bewegend.
Onder invloed van dit proces wordt een langgerekte depressie in het landschap gevormd, een riftzone

26
Q

hoe ontstaat een riftzone en daarbij de mid-atlantische rug?

A

-divergente plaatbeweging → magma komt naar boven, vormt korst van basalt
-nieuwe korst duwt platen nog verder uit elkaar
-breukzone zakt weg → vult met water → Atlantische oceaan met midden-atlantische rug

27
Q

wat is een actieve marge?

A

de rand van een continent is ook een aardplaatgrens

28
Q

wat is een passieve marge?

A

overgang van continentale naar oceanische lithosfeer, GEEN plaatgrens

29
Q

wat is een schild? waaruit bestaat het? hoe komt het aan het oppervlak?

A

= zeer oud stuk aardkorst (meer dan een miljard jaar oud)
-bestaan uit diepte- en metamorf gesteente (dieptegesteente vaak graniet)
-zijn door gebergtevorming + erosie aan oppervlak gekomen

30
Q

hoe zit het met het vulkanisme in Zuid-Amerika?

A
  1. westkust heeft veel vulkanen door subductie van de oceanische plaat onder de continentale (nazcaplaat onder zuid-amerikaanse plaat)
  2. stratovulkanen want subductie
    (uitbarstingen minder explosief dan normaal bij stratovulkanen, want magma bestaat uit andesiet =minder taai en gasrijk)
  3. 3 volcanic gaps (zones zonder vulkanen) door vlakke subductie (platen smelten niet)
31
Q

wat is een cordillera?

A

lange aaneengesloten of bij elkaar horende bergketen onderdeel van een groter gebergte

32
Q

wat is een aardbeving?

A

Schokkende of trillende beweging van een gedeelte van de aardkorst door opbouw van spanning

33
Q

wat is een tsunami?

A

Hoge vloedgolf op zee die de kust overspoelt, veroorzaakt door een zeebeving

34
Q

wat is een hypocentrum?

A

plaats in de aardkorst of mantel waar de aardbeving begint

35
Q

wat is een epicentrum?

A

Het punt waar de aardbeving aan de aardoppervlakte komt, direct
boven het hypocentrum

36
Q

wat zijn ertsen?

A

gesteenten waarin metalen voorkomen

37
Q

wat is magmatische differentiatie?

A

verschillende elementen kristalliseren bij andere temperaturen

38
Q

hoe worden ertsen winbaar?

A

door erosie en gebergtevorming

39
Q

is Zuid-Amerika (sterk) verstedelijkt?

40
Q

is de urbanisatiegraad in Zuid-Amerika hoog of laag?

41
Q

is het urbanisatietempo in Zuid-Amerika hoog of laag?

42
Q

waarom zijn het urbanisatietempo- en graad zo hoog?

A

natuurlijke bevolkingsgroei, pushfactoren

43
Q

wat is urbanisatie?

A

Stijging van het percentage mensen dat in een stad woont

43
Q

wat is Ruraal-urbane migratie?

A

migratie van platteland naar stedelijk gebied (vooral naar kust en grote steden)

44
Q

wat is een megacity?

A

een stad met meer dan 10 miljoen inwoners

44
Q

wat is een primate city?

A

stad met alle belangrijke economische en politieke functies

45
Q

wat is een negatief gevolg van urbanisatie?

A

overbevolking, wat zorgt voor ruimtelijke problemen

46
Q

wat zijn de verschillen tussen en savanne en een steppe? (2)

A

savanne heeft bomen, steppe alleen gras. Savanne meer neerslag, steppe minder