H1 Zinnen Da31 Flashcards

1
Q

Wat voor weer wordt het

A

Wie wird das wetter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Vandaag is het 27 graden

A

Heute sind es 27 grad

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Vandaag wordt het 27 graden

A

Heute werden es 27 grad

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Morgen wordt het licht bewolkt

A

Morgen wird es leicht bewölkt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Volgende week is er zware regen

A

Nächste woche wird es strak regnen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Het gaat zeker binnenkort regenen

A

Es regnet. Bestimmt gleich

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Het sneeuwt waarschijnlijk heel de dag

A

Es schneit wahrscheinlich den ganzen tag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Het wordt kouder dan vandaag

A

Es wird kälter als Heute

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Het wordt beter dan vorige week

A

Es wird besser als vorige woche

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Dan is het weer in Spanje echt geweldig

A

Dann ist das wetter in spanien echt super

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

In de lente is het weer meestal zonnig, maar koud

A

Im frühling ist das wetter meistens sonnig aber kalt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe ziet de omgeving er daar uit

A

Wie sieht die gegend dort aus?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe ziet het er bij jou uit

A

Wie sieht es bei euch aus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

In het zuiden zijn er geen bossen

A

Im süden gibt es keine wälder

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Bij ons zijn er veel rivieren en meren

A

Bei uns gibt es viele flüsse und seen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

In de stad is het even mooi als thuis

A

In der stadt ist es genauso schön wie zu hause

17
Q

Op het strand is het niet zo rustig als bij ons

A

Am strand ist es nicht so ruhig als bei uns

18
Q

De omgeving is hier mooier omdat er veel te zien is

A

Die umgebung ist hier schöner, denn es gibt viel zu sehen

19
Q

Het is daar mooier want er is minder verkeer

A

Es ist Dort schöner, denn es gibt weniger verkehr