H1 Psychologie Flashcards

1
Q

Psychologie

originele definitie

A

zielkunde / wetenschap van de geest

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

psyche

A

ziel / geest

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

logos

A

kennis / kunde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

dualisme

twee personen

A

Plato en Descartes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Plato

schrijf alles wat je weet

A

geest is niet onderhevig aan zelfde wetten dan lichaam; rol van vrije wil?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Descartes

alles wat je weet

A
  • res cognitans vs res extensa
  • interactie epifyse?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

monisme

betekenis

A

geest en lichaam zijn 2 aspecten van 1 entiteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

materialisme

ontologie en epistemologie

A

ontologie: alleen fysisch bestaat
epistemologie: alleen fysisch bestuderen (reductionisme)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

reductionisme

A

alleen fysische kunnen we bestuderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

idealisme

ont en epi

A

ont: alles in natuur heeft een ziel (panpsychisme alles is geest)
epi: werkelijkheid via geest, eigen denken (solipsisme: elk in eigen wereld, bubbel, werkelijkheid)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

solipsisme

A

elk in eigen wereld, werkelijkheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

panpsychisme

A

alles is geest

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Psychofysica

A

1860

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

1860

A

Psychofysica

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Elemente der psychofysik

auteur

A

Gustav Fechner

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

boek fechner

+ datum

A

elemente der psychofysik 1860

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

“mentale processen zijn gebonden aan fysische systemen maar zijn niet te reduceren tot fysische processen”

A

→ mentale processen (denken, voelen, bewustzijn, in hersenen) komen voort uit activiteiten en fysische componenten in het brein = fysische basis
→ kunnen niet volledig tot fysische processen worden teruggebracht (je kan niet alleen naar fysisch kijken, moeilijk te verklaren zonder rekening te houden met psychisch)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

psychologie hedendaagse definitie

A

= wetenschap van het gedrag en de factoren die dit beïnvloeden (=gedragsdeterminanten)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

COmplexe wisselwerking psychologie

aangetoond door 3 onderzoeken, welke?

A
  1. Rorschach inktvlekkentest
  2. Hawthorne onderzoek
  3. Betula studie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Hermann rorschach

boek + datum

A

Psychodiagnostik 1921

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

pareidolia

A

betekenisloze prikkels omzetten in betekenisvolle

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

nomothetisch

A

algemene wetten, gelden voor iedereen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

idiografisch

A

specifieke factoren , individueel verschillend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

longitudinaal onderzoek

A

dezelfde steekproef volgen over de tijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

cross-sectioneel onderzoek

A

op tijdstip meerdere steekproeven onderzoeeken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Occam’s razor

A

goede wetenschappelijke verklaring heeft zo weinig mogelijk factoren en zo eenvoudig mogelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

erklaren

A

verklaren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

verstehen

A

begrijpen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

rationalisme

A

alle kenis komt voort uit verstand, ratio

31
Q

empirsme

A

alle kennis komt voort uit zintuigelijke ervaringen, empirie

32
Q

voorlopers empirisme (2)

A

Francis Bacon, Thomas Hobbes

33
Q

voorloper rationalisme (1)

A

Kant

34
Q

grondleggers empirisme (2)

A

John Locke, George Berkeley

35
Q

Molyneux problem

A

kan een blinde na een operatie terug de dingen herkennen met het oog ipv handen?

36
Q

atomisme

A

alle dingen ontstaan uit ontelbare elementen

37
Q

associationisme

A
38
Q

sensorische zenuwbanen (afferent)

A
39
Q

motorische zenuwbanen (efferent)

A
40
Q

unconscious inference

A

waarneming impliceert onbewuste redenering

41
Q

frenologie

A
42
Q

cranioscopie

A

iemands persoonlijkheid aflezen op knobbels in hersenen

43
Q

substractiemethode

A

identificeren van mentale basisprocessen door vergelijking van condities die maar op 1 component van elkaar verschillen

44
Q

mentale chronometrie

A

kunnen meten van de duur van mentale processen

45
Q

fractionering

A
46
Q

nativisme

A

alle tijd en ruimte essentieel voor alle waarneming

47
Q

fenomenologie

A
48
Q

intentionaliteit

A

waarneming, denken, geheugen (mentale functies) zijn gericht op de buitenwereld (actief)

49
Q

Aktpsychologie

A

psychische fenomenen zijn geen inhouden, maar activiteiten / functies

50
Q

Wahrnehmung ist Falshnehmung

A

waarneming is geen correcte/objectieve perceptie van buitenaf
o waarneming kan vertekent zijn, niet per se accurate registratie van buitenwereld
o waarneming, wat we als waar aannemen via zintuigen

51
Q

interroperceptie

A

interne perceptie: eigen subjectieve ervaringen zijn we wel zeker van

52
Q

1879

A

geboorte psychologie

53
Q

introspectie

A

in zichzelf kijken, inhoud van bewustzijn

54
Q

voor bewuste waarneming fysische prikkels een noodzakelijke maar geen voldoende voorwaarde zijn

A

o noodzakelijk: zonder fysische prikkels, geen waarneming
o niet voldoende: prikkels worden soms niet waargenomen (prikkel niet voldoende om tot waarneming te komen)

55
Q

apperceptie

A

activiteit van onze geest die vanbinnuit werkt

56
Q

arm chair psychology

A

vanuit luie zetel aan psychologie doen

57
Q

3 elementaire bouwsstenen van titchener

A
  1. Gewaarwordingen
  2. Beelden (elementen opgeslagen in geheugen)
  3. Affecten (bouwstenen van emoties)
58
Q

structuralisme

A

wil weten wat de geest is, analyse

59
Q

Functionalisme

A

wil weten waar de geest voor dient, synthese

60
Q

structuralisme persoon

A

Titchener

61
Q

functionalisme 4 personen

A

John Dewey, Angell, Thorndike, Woodworth

62
Q

trial and error

A

geleidelijk elimineren van foutieve responsen

63
Q

law of effect

A

responsen gevolgd door beloning(versterkt) en straf (geelimineerd)

64
Q

Graz Gestalt

A

geheel is meer dan de delen

65
Q

Berlijn gestalt

A

geheel is anders dan de delen

66
Q

3 mensen graz gestalt

A

Meinong, VOn erhenfels, Benussi

67
Q

3 mensen berlijn gestalt

A

Wertheimer, Koffka, Kohler

68
Q

synestesie

A

associeren van klank met kleur of vorm

69
Q

seriele productie

A

bijvoorbeeld zinnetje doorzeggen

70
Q

behaviorisme

A

nadruk op S R zonder tsskomst bewustzijn, introspectie = subjectief, bewustzijn = taboe

71
Q

little albert

A

konijn en bel, associatie luide knal, bang van konijn
angst spreidt zich uit, angst voor alle witte dingen

72
Q

Watson: 3 soorten reflexen

A

Emoties, instincten, gewoontes

73
Q

3 stappen Pavlov

A

UCS (unconditioned stimulus, niet aangeleerd, voedsel) -> (niet aangeleerde respons, kwijl)
CS (aangeleerde stimulus belletje) / UCS -> UCR
CS (aangeleerde stimulus bel) -> CR (aangeleerde respons, kwijl)

74
Q

cognitieve psychologie

A

informatieverwerkingstheorie, nadruk op hersenwerking

75
Q

The cognitive revolution

A

1956