h1 leren Flashcards
actief kiesrecht
recht om tijdens de verkiezing je stem uit te brengen
algemeen kiesrecht
recht van alle burgers (vanaf een bepaalde leeftijd) om bij verkiezingen te mogen stemmen
censuskiesrecht
alleen mensen die een bepaald aantal belasting betalen mogen stemmen
coalitie
politieke partijen die samen de regering vormen
communisme
politieke stroming die het verschil tussen arm en rijk wil opheffen door revolutie van arbeiders
confessionelen
mensen of groepen mensen die hun ideeen over politiek, onderwijs enzo baseren op hun godsdienst
constitutionele monarchie
koninkrijk met een grondwet (constitutie)
districtenstelsel
kiessysteem waarbij je alleen kunt stemmen op iemand uit je eigen district
emancipatie
strijd voor het krijgen van dezelfde rechten als alle andere groepen in de samenleving
evenredige vertegenwoordiging
kiessysteem met 1 landige kandidatenlijst, wie een bepaald aantal stemmen krijgt word volksvertegenwoordiger
feminisme
streven voor gelijke rechten voor mannen en vrouwen
grondwet
belangrijkste wet van een land waarin staat hoe het land word bestuurd en wat de rechten zijn van de inwoners
industrialisatie
overgang van het maken van producten met de hand naar het maken van producten met machines
industrialisatie
overgang van het maken van producten met de hand naar het maken van producten met machines
kiesrecht
recht om bij verkiezing je stem uit te brengen
klassieke grondrechten
vrijheidsrechten die burgers beschermen tegen de overheid
liberalen
politieke groep die vind dat ieder mens zoveel mogelijk vrijheid moet hebben, de overheid moet zich daarom weinig met de samenleving en economie bemoeien
ministeriele verantwoordelijkheid
de minister zijn verantwoordelijk voor de politieke daden en politieke uitspraken van de koning
monarchie
land met koning of keizer als staatshoofd
oppositie
politieke partijen die niet tot de regeringspartijen behoren
parlement
eerste en tweede kamer, samen ook de staten-generaal genoemd
parlementaire democratie
democratie waarin burgers via gekozen volksvertegenwoordigers invloed hebben op het bestuur
passief kiesrecht
recht om tijdens de verkiezingen gekozen te worden
regering
de koning en ministers, de ministers hebben de uitvoerende macht
republiek
land zonder koning, in een republiek is vaak de president het staatshoofd
sociaaldemocratie
politieke stroming die het veschil tussen arm en rijk wil opheffen door sociale wetten
socialisme
verzamelnaam voor het streven van communisten en sociaaldemocraten naar een samenleving van gelijkheid
vakbond
organisatie die opkomt voor de belangen van werknemers
verzuiling
verdeling van de samenleving in groepen die vrijwel langs elkaar leven, een zuil is gebaseerd op je godsdienst
sociale wet
wet waarmee de overheid het leven van mensen probeert te verbeteren
wilhemina drucker
ze was feministe, ze richtte de VVV en de VvVK op
aletta jacobs
de eerste vrouwelijke huisarts in nl, ze zette zich in vor de emancipatie van de vrouwa
abraham kuyber
een protestants tweede kamerlid, richtte de APR op, in 1901 werd hij minister-president
herman scheapman
hij zette zich als ttweede kamerkid in voor de emancipatie van de katholieken
johan thorbecke
hij was liberaal parlementarier en later minister, hij schreef de grondwetsherziening van 1848
pieter jelles troelstra
hij was socialist, richtte de SDAP op en zat 20 jaar in de tweede kamer
willem II
willem II was van 1840 tot 1849 koning der nederlanden, hij liet thorbecke de grondwet wijzigen waardoor nl parlementaire demcratie werd
1848
onrust in eu, revoluties in verschillende landen
1848
grondwet thorbecke
1866-1867
luxemburgse kwestie
1887
caoutchouc-artikel
1917
pacificatie 1917: einde schoolstrijd en invoering algemeen kiesrecht voor mannen en passief voor vrouwen, kiesstelsel volgens eveneredige vertegenwoordigers
1919
algemeen kiesrecht voor vrouwen
1922
eerste verkiezing waaraan mannen en vrouwen mee mogen deelnemen