H.1 Inleiding in de ontwikkeling van het kind Flashcards

1
Q

welke leeftijdsgroepen zijn er?

A
  • Prenatale periode (conceptie tot geboorte)
  • Babytijd (geboorte tot 2 jaar)
  • Peutertijd en kleutertijd (2 tot 6)
  • Schooltijd (6 tot 12)
  • Adolescentie (12 tot 20)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

normatieve gebeurtenissen

A

globaal loopt iedereen dezelfde stadia door

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

niet normatieve gebeurtenissen

A

dingen die niet elk kind doorloopt maar wel veel invloed heeft (scheiding, verlies)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

kritieke periode

A

een specifieke periode waar aanwezigheid van bepaalde stimuli noodzakelijk is voor bepaalde ontwikkeling. nu of nooit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

gevoelige periode

A

een periode waarin iemand extra gevoelig is voor bepaalde stimuli.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

nature

A

genetisch bepaald. eigenschappen, vermogens, capaciteiten allemaal geerfd van ouders.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

nurture

A

omgevingsinvloeden die gedrag bepalen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly