H1: Hele Getallen Flashcards

1
Q

Hoeveelheidsgetallen

A

Gaat om de hoeveelheid of kardinale functie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Telgetallen

A

Gaat om de volgorde of ordinale functie, getallen waarbij je telt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Meetgetallen

A

Resultaten van een meting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Naamgetallen

A

Zijn getallen die als het ware een naam aangeven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Rekengetallen

A

Abstracte getallen om mee te rekenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Akoestisch tellen

A

Het ritmisch opzeggen van de telrij zonder besef van wat de telwoorden betekenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Synchroon tellen

A

Het een voor een de getallen in volgorde opzeggen en tegelijkertijd in hetzelfde tempo objecten aanwijzen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Resultatief tellen

A

Tellen waarbij het laatste getal bij tellen van een aantal objecten de hoeveelheid aanduidt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Verkort tellen

A

Het tellen waarbij niet alle voorwerpen meer een voor een geteld worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Bundelen

A

Het maken van groepjes om in grotere hoeveelheden te tellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Positiewaarde/Plaatswaarde

A

De plaats waar het cijfer staat is bepalend voor de waarde van het cijfer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Positioneel getalsysteem

A

Een getalsysteem waarbij de positie waarop het cijfer staat bepalend is voor de waarde die het cijfer heeft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Optel situaties

A

Hoeveelheden worden samengevoegd of sprongen vooruit gemaakt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Aftrek situatie

A

Verschil bepalen, eraf halen of aanvullen van aantallen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Vermenigvuldig situaties

A

Herhaald optellen van dezelfde hoeveelheid, het maken van gelijke sprongen of van een rechthoekstructuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Deel situaties

A

Herhaald aftrekken van eenzelfde hoeveelheid of het een voor een verdelen van een hoeveelheid

17
Q

Commutatieve eigenschap

A

Optellen en vermenigvuldigen, verwisseleigenschap

18
Q

Associatieve eigenschap

A

Optellen en vermenigvuldigen, volgordeverandering

19
Q

Distributieve eigenschap

A

Vermenigvuldigen en delen, verdeeleigenschap

20
Q

Begripsvormende fase

A

Kennismaken met verschillende toepassingen

21
Q

Reconstructie fase

A

Ontwikkelen van steunpunten

22
Q

4 rekenmodellen

A

Groepjesmodel, strookmodel, getallenlijn, roostermodel

23
Q

Reproductiefase

A

Na automatiseren komt memoriseren

24
Q

Consolidatiefase

A

Inslijpen tafelkennis, verdiepen van inzicht en tafels uit het hoofd kennen

25
Q

Kardinaal aspect

A

Aantal

26
Q

Ordinaal aspect

A

Telgetal

27
Q

Coderingsaspect

A

Naamgetal

28
Q

Rijgmethode

A

Eerste getal blijft heel

57 + 39 -> 57 + 30 -> 87 + 9 = 96

29
Q

Splitsmethode

A
Beide getallen worden gesplitst 
57 + 39
50 + 30 = 80
7 + 9 = 16
80 + 16 = 96
30
Q

Varia

A
Combinatie van rijgen en splitsen
57 + 39
50 + 30 = 80
80 + 7 = 87
87 + 9 = 96