H1 Basisstoffen 1 t/m 4 Flashcards

1
Q

Organisme

A

Een levend wezen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Levenskenmerken

A

Door levenskenmerken weet je of iets levend is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Alle levenskenmerken

A

Ademhalen, voeden, uitscheiden, waarnemen, bewegen, voortplanten, groeien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Dood

A

Een organisme die heeft geen levenskenmerken meer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Levenloos

A

Dingen die hebben nooit geleefd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Biologie

A

De leer van het leven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Groei

A

Als een organisme groter en zwarder wordt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Zaadhuid

A

Beschermt het zaad

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Navel

A

Het zaad heeft vastgezeten aan de plant met de navel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Poortje

A

Door het poortje kan een zaad snel water opnemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Kiem

A

Het begin van een nieuwe plant

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Zaadlobben

A

In de zaadlobben zijn voedingstoffen (reservevoedsel) opgeslagen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Levenscyclus

A

Een cyclus is een proces dat steeds opnieuw plaats vindt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Ontwikkeling

A

Veranderingen van de bouw van een organisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Metamorfose/Gedaantewisseling

A

Veranderen de lichaamsbouw en de leefwijze van een dier

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Stadia (enkelvoud: stadium)

A

Fase

17
Q

Cocon

A

Een humsel heet cocon

18
Q

Pop

A

Een rups met cocon

19
Q

Imago

A

Een volwassene vlinder

20
Q

Lichamelijke ontwikkeling

A

Verandering in de bouw van het lichaam

21
Q

Geestelijke ontwikkeling

A

Het gevoelsleven en de persoonlijkheid ontwikkelen zich

22
Q

Motorische ontwikkeling

A

Leren van een bepaalde bewegingen

23
Q

Levensfasen

A

In elke fasen vindt lichamelijke, geestelijke en motorische ontwikkeling plaats

24
Q

Alle levensfasen

A

Baby, peuter, kleuter, schoolkind, puber, adolescent, volwassene, oudere of bejaarde

25
Q

Baby

A

Het duurt ander half jaar en het is een groeispunt

26
Q

Peuters

A

Kinderen van 1 1/2 tot 4 jaar er gebeurt heel veel motorische ontwikkeling

27
Q

Kleuters

A

Kinderen van 4 tot 6 jaar

28
Q

Schoolkind

A

Kinderen van 6 tot 12 jaar

29
Q

Pubers

A

Mensen van 12 tot 16 er is een groeispunt die duurt 2 jaar.

30
Q

Puberteit

A

Vindt sterke lichamelijke en geestelijke ontwikkelingen plaats

31
Q

Adolescent

A

Mensen van 16 tot 21 jaar ze leren zelfstandig te zijn

32
Q

Volwassen

A

Die mensen zijn helemaal zelfstandig dat duurt tot 65 jaar

33
Q

Oudere of bejaarde

A

Alle mensen die ze zijn boven 65 jaar oud