h1 Flashcards

1
Q

Neuropsychologische revalidatie is?

A

is de behandeling van cognitieve, emotionele, gedragsmatige en psychosociale stoornissen als gevolg van hersenschade/ziekten dan wel hersendysfunctioneren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Begrippenkader van Fasotti

A

1: Vakgebied klinische neuropsychologie
2: Neuropsychologische revalidatie
3: Cognitieve revalidatie
4: Cognitieve training

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is het uitgangspunt van neuropsychologische revalidatie

A

Door (de gevolgen van) de cognitieve, emotionele, gedragsmatige en psychosociale stoornissen na hersenletsel te beïnvloeden kan er verbetering in functioneren bereikt worden.

Wat voor soort herstel?

- bereiken van premorbide niveau 
- verbetering in functioneren t.o.v. acute fase
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Manieren van cognitieve verbetering:

A
  1. Medicatie
     onvoldoende bewijs, wisselende bevindingen
  2. Apparaten
     veel gebruikt, maar ook wisselende resultaten, onvoldoende bewijs
  3. Neuropsychologische behandeling
     bewezen werkzaam. ES = 0.30, niet hoog maar vooralsnog het beste wat er momenteel is.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waarvoor was neuropsychologische revalidatie in t begin en voor welke groep is het nu?

A

Neuropsychologische revalidatie was aanvankelijk alleen voor patiënten met NAH (grootste groep), maar inmiddels ook voor neurodegeneratieve aandoeningen, neuropsychiatrische patiënten en ontwikkelingsstoornissen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Stadia na hersenletsel:

A
  • Acuut tot 2 weken post letsel
  • Subacuut 2 tot 6 weken post letsel
  • Postacuut 6 weken tot 6 maanden (spontaan herstel)
  • Chronische fase > 6 maanden (revalidatie fase)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Manifestatie van hersenletsel op het gedragsniveau hangt af van een combinatie van factoren:

A
  • rechtstreekse gevolgen hersenletsel
  • premorbide factoren Daarom is elke patiënt uniek en complex
  • omgeving
  • copingstijl
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Er wordt onderscheid gemaakt in neuropsychologische functiestoornissen (Goldstein, 1942):

A

 Directe of negatieve symptomen
▫ Stoornissen rechtstreeks gevolg van hersenschade, functieverlies
▫ Op neurologisch niveau
 Indirecte of positieve symptomen
▫ Poging tot coping, adaptief of maladaptief (medebepaald door premorbide factoren en sociale omgeving)
▫ Op psychologisch niveau

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat geld voor patienten met NAH mbt wat leidt tot beperkingen in het dagelijks leven.

A

Voor elke patiënt met NAH geldt: de combinatie van stoornissen en andere factoren zijn van invloed op: (1) het leervermogen (leerbaarheid), en (2) de zelfstandigheid. Dit leidt tot beperkingen in het dagelijks leven van patiënten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

De rol van de psycholoog in een multidisciplinair team:

A

-> Rol is overkoepelend. Luisteren naar en informeren van verschillende partijen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Doelen van neuropsychologische revalidatie:

A
  • Functieniveau: functies en vermogens
  • Activiteiten niveau: vaardigheden
  • Participatie niveau: sociale rollen
  • Beleving: de ervaren welzijn
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Sequence of Concepts: International Classification of Impairments, Disabilities and Handicaps (ICIDH) 1980. (1 wat is dit model en wat is een nadeel ervan)

A

Een stoornis leidt tot beperkingen wat leidt tot een handicap.

Bv. Stoornis: handmotoriek, beperkingen: pianospelen, handicap: beroep niet meer uitoefenen.

Nadeel van dit model:

  • Alles wordt gezien als gevolg van de ziekte
  • Causale relatie niveaus
  • Geen rol van persoonlijke of omgevingsfactoren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

the International Classification of Functioning, Disability and Health (ICF).

A

Deze kijkt naar de functie, activiteiten, en participatie.

+ Dit model houdt wel rekening met reciproke causaliteit, externe factoren en persoonlijke factoren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Begrippen ICF

A

Functies:
Fysiologische en mentale eigenschappen van het menselijk functioneren.

Stoornis:
Afwezigheid van of afwijking van psychologische, fysiologische of anatomische structuur of functie.

Activiteiten:
Onderdelen van iemands handelen.

Beperking:
Vermindering of verlies van mogelijkheid tot uitvoeren van een activiteit.

Participatie
Iemands deelname aan het maatschappelijk leven; rolvervulling.

Handicap:
Nadelige positie van persoon als gevolg van stoornis of beperking die de normale sociale rolvervulling belemmert of verhindert.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Er zijn twee modellen van neuropsychologische.revalidatie (welke zijn dit?)

A

1: Restoratieve model
2: Compensatoire model

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Restoratieve model (herstel op neurologische niveau) Wat is het en wat zijn de nadelen ervan

A

Gericht op bewerkstelligen herstel op functieniveau van neuropsychologische stoornis en onderliggend neuronaal substraat.

-> stimuleert plasticiteit
o Methode: functietraining, hersengymnastiek etc.
o Doel: herstel van neuropsychologische functie/hersenstructuur.
o Operationalisatie: Repetitieve stimulatie van de beschadigde hersenfunctie d.m.v. herhaalde oefeningen, meestal via computerprogramma’s.

Nadeel: door functietraining verbetert je prestatie op een bepaalde taak, maar niet deze verbetering vertaald zich niet naar taken in het dagelijks leven (generalisatie). Geen bewijs hiervoor gevonden.
(artikel Robertson en Murre: laat zien hoe je wel plasticiteit moet trainen)

17
Q

Compensatoire model (herstel op psychologisch niveau)

A

Gericht op herstel van functioneren op activiteiten en/of participatieniveau door adequate adaptatie en compensatie met gebruik van intacte hersencapaciteit.
o Methode: psychoeducatie, vaardigheidstraining, strategietraining, gedragsmodificatie, structurering van de omgeving, etc.
o Doel: Compensatie/adaptatie op activiteiten en participatieniveau.

18
Q

Methodes van het compensatoire model:

A

1) Psychoeducatie
Voorlichting over de (neuropsychologische) gevolgen van hersenletsel in het algemeen en over de patient in het bijzonder.

2) Vaardigheidstraining
Het aanleren van specifieke vaardigheden (situatie gebonden gedragsroutines) zonder dat generalisatie naar andere taakdomeinen beoogd wordt.

3) Strategietraining
Aanleren van een algemene, abstracte, top-down aanpak waarmee beter functioneren door middel van herstructurering van taken, strakkere planning van activiteiten en striktere controle van eigen gedrag beoogd wordt. Generalisatie/transfer naar andere taken.

4) ATHKOV: geheugen
aandacht, tijd, herhaling, knopen, ordenen. Vooruit- en terugkijken
(als tante hoest kraakt onze vloer)

5) Time pressure management (fasotti, 2000)
‘let me give myself enough time to do the task’ (vb. Als de bel gaat terwijl je kookt)

6)	Structurering omgeving (fysiek/ sociaal)
Externe structuur (cues, informatie, ondersteuning) bieden aan de patient zodat deze optimaal kan functioneren. (vb. informatie rechts aanbieden bij neglect, patienten aan afspraken herinneren bij amnesie).

7) Hulpmiddelen gebruiken
agenda, lijstjes, pillen box met alarm.

8)	Gedragsmodificatie 
Principes uit (cognitieve) gedragstherapie en leertheorie toepassen om gewenst gedrag aan en ongewenst gedrag af te leren. (vb. token-economy) 

9) Neuropsychiatrie
In feite psychotherapie voor patienten met hersenletsel, maar gericht op specifieke problematiek, rekening houdend met de specifieke beperkingen.
(vergroten van inzicht, motivatie, omgaan met verwerkingsproblematiek door verlies van toekomstperspectief)

19
Q

Hoe weten we of het werkt? (revalidatie)

A
  • Evidence based
    o Randomized control trials (gouden standaard)
    o Single case experimental designs (patient is eigen controle; ABABAB)
  • Uitkomstmaten (meetbaarheid en relevantie)
20
Q

Conclusie eerste college

A

 (Nog) geen evidentie voor de werkzaamheid van een restoratieve aanpak:
o Herhaalde oefening (repeated practice) alleen verbetert cognitieve functies niet.
o Patienten verbeteren wel op getrainde taak, maar geen generalisatie aangetoond naar andere taakdomeinen, laat staan naar dagelijks leven.

 Maar:
o functietraining kan nut hebben voor vergroten van het inzicht, stimuleren van motivatie, vergroten van zelfvertrouwen, en zinvol zijn als onderdeel van meer constructieve behandeling.

 WEL WERKZAAM:
o diverse therapieën die gericht zijn op compensatie voor de stoornis
o Nederland: Richtlijnen voor Cognitieve Revalidatie