H1 Flashcards

1
Q

Analfabetisme

A

Mensen boven de 15 jaar die niet kunnen lezen en schrijven (percentage)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Autonomie

A

Zekere mate van zelfbestuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Bodemdegradatie

A

Situatie waarin de kwaliteit van de bodem verminderd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Complementariteit

A

Reden voor handel vanuit een situatie waarin 2 regio’s elkaar aanvullen met betrekking tot een bepaalde hulpbron

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Directe buitenlandse investeringen

A

Directe investeringen in de productie in een ander land door daar een bedrijf te plaatsen of er 1 over te nemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Diversificatie

A

In de landbouw: je toeleggen op het telen van meerdere soorten gewassen om risico te verspreiden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Geglobaliseerde landbouw

A

Het systeem van voedselproductie wordt in toenemende mate afhankelijk van processen die op het mondiale schaalniveau spelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Good governance

A

Fatsoenlijk bestuur: doelmatig besturen, burgers op een zo goed mogelijke manier van dienst zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Groene revolutie

A

Sterke stijging van landbouwproductie in ontwikkelingslanden als gevolg van de toepassing van graanvariëteiten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Handelsbalans

A

Onderdeel van betalingsbalans. Verband tussen de geldwaarden van import/export.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Honger

A

Lichamelijke toestand wanneer iemand gedurende langere tijd minder energie binnenkrijgt dan 1690 calorieën

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hongersnood

A

Bevolking in een regio lijdt aan ondervoeding, verhongering of sterfte vanwege een gebrek aan voedsel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Informele sector

A

Onderdeel van de economie waarin activiteiten plaatsvinden die niet officieel geregistreerd staan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Infrasturctuur

A

Voorzieningen die vervoer en communicatie mogelijk maken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Invoertarieven

A

Financiële heffingen die door een land worden gelegd op de prijs van een goed of een dienst die wordt ingevoerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Kwalitatieve honger

A

Verminderde lichamelijke conditie door eenzijdige samenstelling van voedsel

17
Q

Kwantitatieve honger

A

Verminderde lichamelijke conditie door een langdurig te kort aan energiebronnen

18
Q

Landbouwsubsidies

A

Aanvullende bijdragen van de overheid aan de landbouwproductie

19
Q

Lingua franca

A

Gemeenschappelijk communicatiemiddel voor mensen die een verschillende moedertaal spreken

20
Q

Noodhulp

A

Hulp voor de eerste levensbehoeftes van een mens op korte tijd

21
Q

Nuttige neerslag

A

Neerslag min verdamping

22
Q

Ondervoeding

A

Voedselvoorraad is te klein om een persoon te voorzien van zijn dagelijkse energie behoeften.

23
Q

Politieke stabiliteit

A

Het gaat goed met een land (geen gevechten, geen bestuurswisselingen, geen spanningen)

24
Q

Primate city

A

Een stad die qua bevolkingsaantal op economisch, politiek en financieel gebied alle andere steden overtreft

25
Q

Programma hulp

A

Hulpbijdragen voor algemene ondersteuning van het ontwikkelingsbeleid en de ontwikkelingsprogramma’s van een land

26
Q

Relatieve afstand

A

De af te leggen afstand, in tijd, kosten en moeite

27
Q

Ruilvoet

A

Verhouding tussen export/import prijzen

28
Q

Transporteerbaarheid

A

Moeite om een product te vervoeren

29
Q

Tussenliggende hindernis

A

Belemmering tijdens een verplaatsing

30
Q

Tussenliggende mogelijkheid

A

Aantrekkende factor dichter bij het herkomstgebied dan bij de eindbestemming

31
Q

Voedselbalans

A

Verhouding tussen voedselvoorraden en consumptie van voedsel

32
Q

Voedselcrisis

A

Beperkte beschikbaarheid van voedingsmiddelen voor de bevolkingsgroep en een slecht werkend distributie en vervoerssysteem

33
Q

Voedselgewas

A

Landbouwgewas in onbeperkte vorm dat wordt gebruikt als menselijk voedsel

34
Q

Voedselzekerheid

A

Alle mensen hebben toegang tot voldoende voedsel met genoeg voedingswaarden om gezond te kunnen leven

35
Q

Agrarische bevolkingsdichtheid

A

Het aantal mensen dat deel uit maakt van de Agrarische bevolking per km2 cultuurgrond