H1 Flashcards

1
Q

Wat is socialisatie?

A

Het proces waarbij iemand de normen en waarden van zijn of haar cultuur leert.

Socialisatie is essentieel voor het integreren in een samenleving.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat betekent internalisatie?

A

Het proces waarbij geleerde normen en waarden worden opgenomen als eigen gedrag.

Internaliseer betekent dat iemand deze waarden en normen vanzelfsprekend gaat vinden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn gendernormen?

A

Verschillen in verwachtingen en gedragingen tussen mannen en vrouwen.

Gendernormen kunnen invloed hebben op kleding, gedrag en rollen in de samenleving.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is groepsdruk?

A

De druk om je aan te passen aan de gewoonten van een groep.

Groepsdruk kan leiden tot conformiteit en kan zowel positief als negatief zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is een generatieconflict?

A

Een meningsverschil dat ontstaat door verschillende referentiekaders tussen generaties.

Dit kan leiden tot misverstanden en conflicten tussen jongere en oudere generaties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat betekent genderneutraal?

A

Het maken van geen onderscheid tussen man en vrouw.

Genderneutraliteit kan invloed hebben op taal, beleid en maatschappelijke verwachtingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is asociaal gedrag?

A

Gedrag waarbij geen rekening wordt gehouden met anderen.

Asociaal gedrag kan leiden tot conflicten en problemen binnen een gemeenschap.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is groepsidentificatie?

A

Het gevoel van verbondenheid met een groep op basis van gedeelde kenmerken.

Groepsidentificatie kan bijdragen aan een sterk groepsgevoel en solidariteit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is een jongerencultuur?

A

Een groep met dezelfde normen, waarden, woorden en gewoonten onder jongeren.

Jongerencultuur kan zich uiten in muziek, mode en sociale media.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Nature-aanhangers geloven in _______.

A

[aangeboren eigenschappen].

Dit staat in contrast met nurture-aanhangers die opvoeding en omgeving benadrukken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Nurture-aanhangers geloven in _______.

A

[opvoeding en omgeving].

Dit omvat het idee dat gedrag en karakter gevormd worden door externe invloeden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn rolpatronen?

A

Verwachte gedragingen en verantwoordelijkheden binnen een bepaalde sociale rol.

Rolpatronen kunnen variëren per cultuur en tijdsperiode.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is sociale controle?

A

Het toezicht op gedrag door andere mensen in de samenleving.

Sociale controle kan zowel formeel (wetten) als informeel (sociale druk) zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Sancties zijn _______.

A

[maatregelen die volgen op gedrag dat als goed of fout wordt beoordeeld].

Sancties kunnen positief (beloningen) of negatief (straffen) zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

De puberteit is de periode tussen _______ en _______.

A

[kindertijd en volwassenheid].

Deze fase gaat vaak gepaard met fysieke, emotionele en sociale veranderingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly