H1 Flashcards
Wat is socialisatie?
Het proces waarbij iemand de normen en waarden van zijn of haar cultuur leert.
Socialisatie is essentieel voor het integreren in een samenleving.
Wat betekent internalisatie?
Het proces waarbij geleerde normen en waarden worden opgenomen als eigen gedrag.
Internaliseer betekent dat iemand deze waarden en normen vanzelfsprekend gaat vinden.
Wat zijn gendernormen?
Verschillen in verwachtingen en gedragingen tussen mannen en vrouwen.
Gendernormen kunnen invloed hebben op kleding, gedrag en rollen in de samenleving.
Wat is groepsdruk?
De druk om je aan te passen aan de gewoonten van een groep.
Groepsdruk kan leiden tot conformiteit en kan zowel positief als negatief zijn.
Wat is een generatieconflict?
Een meningsverschil dat ontstaat door verschillende referentiekaders tussen generaties.
Dit kan leiden tot misverstanden en conflicten tussen jongere en oudere generaties.
Wat betekent genderneutraal?
Het maken van geen onderscheid tussen man en vrouw.
Genderneutraliteit kan invloed hebben op taal, beleid en maatschappelijke verwachtingen.
Wat is asociaal gedrag?
Gedrag waarbij geen rekening wordt gehouden met anderen.
Asociaal gedrag kan leiden tot conflicten en problemen binnen een gemeenschap.
Wat is groepsidentificatie?
Het gevoel van verbondenheid met een groep op basis van gedeelde kenmerken.
Groepsidentificatie kan bijdragen aan een sterk groepsgevoel en solidariteit.
Wat is een jongerencultuur?
Een groep met dezelfde normen, waarden, woorden en gewoonten onder jongeren.
Jongerencultuur kan zich uiten in muziek, mode en sociale media.
Nature-aanhangers geloven in _______.
[aangeboren eigenschappen].
Dit staat in contrast met nurture-aanhangers die opvoeding en omgeving benadrukken.
Nurture-aanhangers geloven in _______.
[opvoeding en omgeving].
Dit omvat het idee dat gedrag en karakter gevormd worden door externe invloeden.
Wat zijn rolpatronen?
Verwachte gedragingen en verantwoordelijkheden binnen een bepaalde sociale rol.
Rolpatronen kunnen variëren per cultuur en tijdsperiode.
Wat is sociale controle?
Het toezicht op gedrag door andere mensen in de samenleving.
Sociale controle kan zowel formeel (wetten) als informeel (sociale druk) zijn.
Sancties zijn _______.
[maatregelen die volgen op gedrag dat als goed of fout wordt beoordeeld].
Sancties kunnen positief (beloningen) of negatief (straffen) zijn.
De puberteit is de periode tussen _______ en _______.
[kindertijd en volwassenheid].
Deze fase gaat vaak gepaard met fysieke, emotionele en sociale veranderingen.