h.. Flashcards

1
Q

Je kan 3 voorbeelden geven van processen die het lichaam in balans houdt

A

glucose gehalte, bloeddruk, zoutgehalte, bloed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

je kan een definitie geven voor homeostase

A

dit zorgt voor balans in je lichaam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

je kan voor een bepaalde situatie aangeven of het om positieve of negatieve feedback gaat

A

-positief
bevalling

-negatief
lichaamstemperatuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Je kan uitleggen wanneer er van positieve of negatieve feedback gesproken wordt en eenvoorbeeld geven

A

bv:bevalling
de weeien versterken het tot de verandering verdwijnt +

bv:lichaamstemp als je warm hebt
je begint te sweten bloedvaten verbreden om de verandering tegen te gaan -

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Je kan twee functies van water geven

A

gezonde huid, temperatuur regelen, bijdragen aan de vertering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Je kan aangeven op welke drie manieren een persoon kan merken dat er onvoldoende vocht aanwezig is in het lichaam

A

dorst krijgen, plas dat heel geel is, als de huid blijft recht staan als je er in knijpt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Je kan aangeven welke waarde onze lichaamstemperatuur (gemiddeld) heeft

A

37,5

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Je kan uitleggen hoe ons lichaam reageert wanneer de lichaamstemperatuur te hoog of te
laag wordt

A

oververhit
-bloedvaten verbreden
-zweetklieren produceren zweet

koud
-je begint te trillen
-bloedvaten vernauwen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Je kan uitleggen waarom de regeling van de lichaamstemperatuur een voorbeeld is vaneen negatief feedbacksysteem

A

het is neg omdat je lichaam de verandering gaat tegenwerken door bepaalde dingen te doen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Je kan uitleggen hoe ons lichaam het suikergehalte in het bloed tussen bepaalde waarden houdt (welke organen, welke hormonen, .. volledig!)

A

bekijk boek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Je kan uitleggen waarom de regeling van het bloedsuikergehalte een voorbeeld is van eennegatief feedbacksysteem

A

als je suiker te hoog of te laag is gaat je lichaam een stof aan maken dat het tegenwerkt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Je kan aangeven in welke situatie je suikergehalte in het bloed laag is

A

als je jou intensief hebt ingespannen
bv:lopen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Je kan aangeven in welke situatie je suikergehalte in het bloed hoog is

A

als je pas hebt gegeten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

je kan de naam van de ziekte geven waarbij het glucosegehalte in het bloed niet goed geregeld wordt door het lichaam

A

diabetes, suikerziekte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Je kan aangeven wat een diabetespatiënt moet doen om zijn glucosegehalte te herstellen wanneer dit te laag of te hoog is

A

laag= suiker eten
hoog= insuline inspuiten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Je kan de functie van koorts geven

A

het is je lichaam dat tegen virussen en bacterien is aan het vechten

17
Q

Je kan uitleggen wat een zonnesteek is en wat een persoon kan doen om dit te voorkomen

A

-genoeg drinken
-zonnecreme smeren
-lichte kleren aan doen