Guyton Chapter 2 Flashcards

1
Q

Waar in de cel zit het genetische materiaal?

A

In de celkern/nucleus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Heeft de menselijke cel een celwand?

A

Nee cellen van de mens hebben een celmembraan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Waar bestaat protoplasma uit?

A

Bestaat uit:

  • Water
  • Ionen
  • Eiwitten
  • Vetten
  • Koolhydraten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoeveel % van een cel bestaat uit water? En welke cellen minder?

A

70 tot 85%

Vetcellen hebben minder water intern

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn de belangrijke ionen in de cel?

A

De ionen zijn:

  • Kalium
  • Magnesium
  • Fosfaat
  • Sulfaat
  • Bicarbonaat
  • Kleine hoeveelheden natrium, chloride en calcium
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waar zorgen ionen bij het celmembraan voor bij zenuwvezels?

A

Transmissie van elektrochemische impulsen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoeveel % van de celmassa bestaat uit eiwitten?

A

10 tot 20% van de celmassa

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke 2 algemene typen eiwitten zijn er? En wat is hun functie?

A

Typen eiwitten:
- Structurele eiwitten: Vaak in de vorm van lange filamenten die worden gebruikt om microtubuli te vormen voor de vorming van het cytoskelet. Ook zitten structurele eiwitten buiten de cellen in het collageen en elastische vezels van connective weefsel (bloedvat wanden, pezen en ligamenten)

  • Functionele eiwitten: Zijn vooral enzymen, ze katalyseren specifieke intracellulaire reacties.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn belangrijke vetten voor in de cel? En waar worden ze voor gebruikt?

A

Belangrijk zijn:

  • Fosfolipiden
  • Cholesterol

Gebruikt voor het maken van membranen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoeveel % van de celmassa bestaat uit fosfolipiden en cholesterol?

A

2% van de celmassa

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is bijzonder aan vetcellen?

A

Zit veel triglyceride in en kan oplopen tot 95% van de celmassa.

Ze worden verbruikt bij het nodig hebben van energie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoeveel % van de totale celmassa bestaat uit koolhydraten in spieren en lever?

A

Spieren: 3%

Lever: 6%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat gebeurt er met koolhydraten die worden opgeslagen?

A

Worden opgeslagen in de vorm van glycogeen, een polymeer van glucose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoeveel minder energie zou er zijn als een cel geen mitochondriën bevat?

A

95% minder energie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Om welke organellen zitten membranen?

A

ER, mitochondrien, lysosomen, peroxisomen en Golgi apparaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe kunnen eiwitten door het membraan heen komen?

A

Door de poriën in het membraan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Hoe dik is het celmembraan?

A

Ongeveer 7,5 tot 10 nanometer dik

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Uit welke componenten bestaat het celmembraan?

A

Bestaat uit:

  • Eiwitten (55%)
  • Fosfolipiden (25%)
  • Cholesterol (13%)
  • Andere vetten (4%)
  • Koolhydraten (3%)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat is de basis structuur van het membraan?

A

Een dubbele vetlaag van beide 1 molecuul dik

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat zijn de functies van sphingolipiden in het membraan?

A
  • Bescherming van een schadelijk milieu
  • Signaal transmissie
  • Bindingsplekken voor extracellulaire eiwitten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat zijn de functies van cholesterol in het membraan?

A
  • Ze bepalen de permeabiliteit van het membraan

- Controleert de vloeibaarheid van het membraan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Welke stoffen kunnen niet door de dubbele vetlaag? en welke wel?

A

Niet:
- Ionen, glucose en urea

Wel:
- Zuurstof, koolstof en alcohol

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Welke soorten eiwitten zitten in het celmembraan? En wat zijn de functies?

A
  • Integrale eiwitten
    Ze fungeren als kanalen door het membraan heen voor water-oplosbare substanties, als draageiwitten voor actief transport, sommige als enzymen en als receptor
  • Perifere eiwitten
    Zitten vast aan integrale eiwitten, voornamelijk enzymen of controleurs van transport van substanties door de poriën
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat zijn de meeste integrale eiwitten?

A

Glycoeiwitten

25
Q

Hoeveel van de lipiden van het membraan zijn glyclipiden?

A

1/10

26
Q

Wat is de glycocalyx?

A

De buitenkant van de cel die vol zit met koolhydraten

27
Q

Wat zijn de functies van de glycocalyx?

A
  • Negatieve lading
  • Verbinding met andere cellen
  • Receptor voor hormonen
  • Immuunreacties
28
Q

Hoe wordt de jelly substantie genoemd in het cytoplasma?

A

Het cytosol

29
Q

Wat zit er in secretoire blaasjes die gemaakt zijn door het ER-Golgi systeem?

A

Proenzymen, als het membraan eromheen verdwijnt zal het enzym actief worden.

30
Q

Hoe ziet de structuur van het ER eruit?

A

Een netwerk van cisternae (tubulaire structuren) en vlakke vestibulaire structuren

31
Q

Wat voor oppervlakte kan een ER maximaal hebben in levercellen?

A

30 tot 40 keer de oppervlakte van de celmembraan

32
Q

Hoe noem je de ruimte tussen de ER-tubuli?

A

Endoplasmatische matrix

33
Q

Waar is het ER mee verbonden?

A

Het nucleaire membraan

34
Q

Welke soorten ER zijn er? En wat wordt waar geproduceerd?

A

Ruw ER en Glad ER
Ruw ER: Eiwitten
Glad ER: Vetten

35
Q

Hoe ziet de structuur van het Golgi-apparaat eruit?

A

4 of meer dunne lagen cisternae op elkaar

36
Q

Wat is vaak de locatie van het Golgi-apparaat in de cel?

A

De kant van de cel waar secretie plaatsvindt.

37
Q

Het Golgi-apparaat ontvangt blaasjes van het ER. Wat doet het Golgi-apparaat met deze blaasjes?

A

Ze worden verder bewerkt.

Er worden lysosomen, secretoire blaasjes en andere cytoplasmatische componenten van gemaakt.

38
Q

Waar worden lysosomen gevormd?

A

Golgi-apparaat

39
Q

Wat is de functie van lysosomen?

A

Intracellulaire verteringsstelsel wat zorgt voor vertering van:

  • Beschadigde cellulaire structuren
  • Voedseldeeltjes in de cel
  • Ongewilde materie (bacteriën)
40
Q

Wat is de diameter van een lysosoom?

A

250 tot 750 nanometer

41
Q

Hoe ziet de structuur eruit van een lysosoom?

A

Een dubbele vetlaag gevuld met kleine granules, deze granules zijn eiwitaggregaten van 40 hydrolase enzymen

42
Q

Hoe groot zijn de granules die in lysosomen zitten?

A

5 tot 8 nanometer in diameter

43
Q

Wat is de functie van hydrolase enzymen in een lysosoom?

A

Het kan organische bindingen splitten door het binden van waterstof aan één deel en hydroxyl aan het andere deel

44
Q

Wanneer worden de enzymen in een lysosoom pas actief?

A

Als de dubbele vetlaag/membraan openbreekt

45
Q

Waar lijken lysosomen op?

A

Peroxisomen

46
Q

Hoe kunnen peroxisomen worden gemaakt?

A

Door zelf-replicatie

47
Q

Welke werkzame stoffen zitten in peroxisomen?

A

Oxidasen en catalase

48
Q

Wat kunnen oxidasen bewerkstelligen?

A

Zuurstof met waterstof laten combineren waardoor waterstofperoxide ontstaat

49
Q

Wat is een belangrijke functie van peroxisomen?

A

Cataboliseren van lange vetzuren

50
Q

Wat gebeurt er met de helft van de alcohol die je drinkt?

A

Wordt afgebroken door de peroxisomen van de levercellen

51
Q

Wat is de functie van de mitochondriën

A

Zorgen voor energie in de cel in de vorm van ATP

52
Q

Welke cellen hebben 100 tot wel duizenden mitochondriën

A

Hartspiercellen

53
Q

Wat is de afmeting van mitochondriën

A

een paar 100 nanometers tot wel 1 micrometer in diameter

54
Q

Hoe ziet de structuur van een mitochondria eruit

A

Bestaat uit een buitenste en binnenste membraan, de vouwen van het binnenste membraan worden cristae genoemd. De holte in de mitochondria is de matrix.

55
Q

Wat zit er in de cristae van mitochondria?

A

Oxidatieve enzymen

56
Q

Wat zit er in de matrix van mitochondria?

A

Enzymen die zorgen voor het vrijmaken van energie uit voedingsstoffen

57
Q

Zit er DNA in mitochondriën?

A

Ja, ze zijn zelf-replicatief

58
Q

Waar zorgen de oxidatieve enzymen van de cristae en de enzymen in de matrix voor van een mitochondria?

A

Oxidatie van voedingsstoffen om energie te verkrijgen