GSE 1 H 6.2 + 7 + 9.1 t/m 9.3 Flashcards

1
Q

monomeer

A

bouwsteen voor een kunststof

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

kunststoffen zijn

A

polymeren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

poly

A

veel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

polymeer

A

veel delen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

het maken van een polymeer lijkt op

A

het rijgen van een kralen ketting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

een kraal in de rijg ketting is

A

monomeermoleccul

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

honderden kralen in de rijg ketting vormen samen een ketting de ketting is het

A

polymeermolecuul

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

polymeer kun je verdelen in 2 groepen:

A

thermoplast en thermoharders

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

thermoplast heet ook

A

plastic

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

verbrandingsverschijnselen

A

vlamen, rook, roet, vonken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

brandvoorwaarden

A

zuurstof, brandbare stof en ontbrandingstemperatuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

explosie

A

een zeer snelle verbranding met veel kracht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

fijnstof

A

vaste deeltjes stof die ontstaan bij de verbranding van fossiele brandstoffen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

katalysator

A

een stof die de reactie versnelt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

koolwaterstoffen

A

stoffen die alleen uit koolstofatomen en waterstofatomen bestaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

molecuulmassa

A

massa van een molecuul

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

ontbrandingstemperatuur

A

temperatuur die nodig is om een stof te laten ontbranden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

onvolledige verbranding

A

een verbranding waarbij onvoldoende zuurstof aanwezig is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

onvolledige verbranding herken je aan

A

een gele vlam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

overmaat

A

de hoeveelheid beginstof die overblijft na een reactie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

oxide

A

verbrandingsproduct van een atoomsoort

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

reagens

A

een stof die van kleur verandert als het in aanraking komt met een bepaalde stof.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

volledige verbranding

A

een verbranding waarbij voldoende zuurstof aanwezig is.

24
Q

volledige verbranding herken je aan

A

een kleurloze of blauwe vlam

25
wet van massabehoud
de massa van alle stoffen voor en na de reactie is gelijk
26
zure regen
regen van stikstofoxiden die in de lucht omgezet zijn
27
elektrische geleiding
de eigenschap van een stof om elektrische stroom te kunnen geleiden.
28
enkelvoudig ion
ion die uit een atoomsoort bestaat
29
hard water
water dat veel opgeloste calciumionen bevat
30
ionen
positief of negatief geladen deeltjes
31
het aantal elektronen is bij een ion...
niet gelijk aan het aantal protonen
32
moleculaire stoffen
stoffen die nooit elektrische stroom geleiden.
33
stoffen die geen elektrische stroom geleid bestaan aleen maar uit
niet-metaalatomen
34
neerslag
de gevormde vaste stof bij een neerslagreactie
35
neerslagreactie
een reactie tussen ionen die samen een slecht oplosbaar zout vormen
36
negatief ion
geladn deeltjes in een zout met negatieve lading
37
oplosbaarheidstabel
een combinatie van ionen een good, slecht of matig oplosbaar zout vormt in water
38
positief ion
geladen deeltje in zout met een positief lading
39
rationele naam
naam van een stof zoals die gebruikt wordt in scheikunde
40
samengesteld ion
ion dat uit meerdere atoomsoorten bestaat
41
triviale naam
de naam van een stof zoals die in het dagelijks leven wordt gebruikt
42
vlamkleuring
aan de kleur van de vlam herken je het soort metaal dat in het zout zit
43
zouten zijn opgebouwd uit
positieve en negatieve ion
44
C40 Hn om n te berekenen gebruik je het formule:
n x 2 + 2 voor propaan n x 2 voor propeen
45
mono
een
46
PVC
Poly Vinyl Chloride
47
om een monomeer, polymeer maken zet je 'poly' voor het monomeer vb:
vinylchloride is polyvinylchloride
48
thermoplast
wordt zacht bij verwarmen
49
thermoharder
onleedt bi verhitten en blijft hard bij verwarmen
50
polymerisatiereactie
de reactie waarbij polymeren worden gemaakt
51
brandbestrijding
preventen dat de vuur groter wordt
52
de blus middelen zijn
water, zand, schuim, koolstofdioxide, een blus deken
53
2 soorten katalysator
bruinsteen en platina (metaal)
54
fasen en hun toestandsaanduidiging
(s) solid, vast (g) gas, gasvormig (l) liquid, vloeibaar (aq) opgelost in water= aqua
55
K, Na, Ag
aleenmaal +
56
Ca, Mg, Ni, Zn, Be, Ba
alleenmaar 2+
57
M, Al, Cr, AU
allemaal 3+