grammatica onregelmatig servir Flashcards
1
Q
Servir
A
dienen, serveren
2
Q
Servir présent
A
(=tegenwoordige tijd)
3
Q
Servir imparfait
A
(=verleden tijd)
3
Q
Servir passé composé
A
(=voltooid verleden tijd)
4
Q
Servir futur simple
A
(=toekomende tijd)
5
Q
Servir conditionel
A
(=voltooide toekomst)
6
Q
Servir Impératif
A