Grammar Flashcards
6 verbs in perfect double infinitive that can be hebben /zijn
Durven, Kunnen, Moeten, Mogen, Proberen, Willen
Guy tried to come
Guy heeft proberen te komen
Guy is proberen te komen
If I were you, I would listen well
Als ik jou was, zou ik goed luisteren
I would just keep quiet
Ik zou maar zwijgen/Ik zou gewoon zwijgen
You would do best to leave a bit earlier
U kunt het best een beetje vroeger vertrekken
There is no question of that!
(Daar is) geen sprake van!
By no means!
In geen geval!
Imperfect (regular) endings
-te, -de, -ten, -den
When perfect tense?
You describe an action from the perspective of now. The result is more important than the action.
When imperfect tense?
From the perspective when (toen). Telling a story. The action is more important than the result.
Before Henk can marry, he must first find a girl
Voordat Henk kon trouwen, moest hij eerst een meisje vinden
Every time he walked into a place, he immediately started looking for a girl.
Telkens als hij ergens binnenkwam, ging hij meteen op zoek naar een meisje.
He kept looking until he had seen almost all the Dutch girls.
Hij bleef zoeken tot hij zo ongeveer alle Nederlandse meisjes gezien had.
One day while driving home, Henk had a great idea.
Toen Henk op een dag naar huis reed, kreeg hij een geweldig idee.
After putting his car in the garage, he saw his new neighbor in the garden.
Nadat hij zijn auto in de garage had gezet, zag hij zijn nieuwe buurmeisje in de tuin.
Since he started his search, he had new neighbors.
Sinds hij zijn zoektocht was begonnen, had hij namelijk nieuwe buren gekregen.
While he drove halfway around the world looking for the perfect round-haired woman, she was actually just sitting at home waiting for him!
Terwijl hij de halve wereld rond reed op zoek naar de perfecte rondharige vrouw, zat ze eigenlijk gewoon thuis op hem te wachten!
As soon as he got into his car, he asked if she would marry him
Zodra zijn auto was gestapt, vroeg hij of ze met hem wilde trouwen
When they work together in the garden now, they often think back to the past.
Als ze nu samen in de tuin werken, denken ze nog vaak terug aan vroeger.
Wanneer ze nu samen in de tuin werken, denken ze nog vaak terug aan vroeger. [more formal]