Grammaire H - Het bezittelijk voornaamwoord Flashcards
1
Q
C’est mon prof.
A
Het is mijn leraar.
2
Q
C’est ma copine.
A
Het is mijn vriendin.
3
Q
J’adore mes amis.
A
Ik ben gek op mijn vrienden.
4
Q
mon
A
mijn (m ev of woord dat begint met een klinker of stomme H)
5
Q
ma
A
mijn (v ev)
6
Q
mes
A
mijn (mv)
7
Q
Julie est mon amie.
A
Julie is mijn vriendin.
LET OP: Toch “mon” in plaats van “ma” omdat “amie” met een klinker begint !!
8
Q
C’est mon histoire.
A
Het is mijn verhaal.
LET OP: Toch “mon” in plaats van “ma” omdat “histoire” met een stomme H begint !!
9
Q
ton
A
jouw (m ev)
10
Q
ta
A
jouw (v ev)
11
Q
tes
A
jouw (mv)
12
Q
son
A
zijn / haar (m ev)
13
Q
sa
A
zijn / haar (v ev)
14
Q
ses
A
zijn / haar (mv)
15
Q
notre
A
ons / onze (ev)