Gezondheid & Preventie Flashcards

1
Q

Wat zijn de verschillende determinanten van lalonde?

A
Intern Milieu
Extern Milieu
   -fysieke omgeving
   -maatschappelijke omgeving
Leefstijl, gedrag
medische zorg en preventie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn gezondheidsvaardigheden?

A

Het verkrijgen, begrijpen, beoordelen en toepassen van informatie over gezondheid.

  • Complexe vaardigheden die bepalen of mensen hun weg kunnen vinden in de gezondheidszorg
  • Verwerven van info over gezondheid
  • Begrijpen, beoordelen en gebruiken van die info om gezondheid gerelateerde beslissingen te nemen
  • Voorwaarde voor gezond gedrag en zelfmanagement
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Leg de determinant leefstijl en gedrag uit.

A

Met leefstijl wordt een combinatie van gedragingen bedoeld, die gerelateerd zijn aan gezondheid. Onder de gezondheidsdeterminant leefstijl vinden we voedingsgewoonten, bewegingspatroon, het omgaan met stress, alcoholgebruik, het omgaan met relaties en persoonlijke zingeving, enzovoort.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is BRAVVO?

A
Beweging
Roken
Alcohol
Voeding
Veilig vrijen 
Ontspanning
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn de beweegrichtlijnen voor volwassenen en kinderen?

A

Ouderen:
150 min. per week matig of zwaar intensief
2x per week bot-spier versterkende activiteiten.

Kinderen
1 uur per dag matig of zwaar intensief
3x per week bot-spier versterkende activiteiten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke belangrijke relaties heeft voeding met betrekking tot gezondheid?

A
Cariës
Overgewicht 
obstipatie
jodiumtekort ondergewicht
hypertensie
bepaalde hart- en vaataandoeningen
alcoholoische levercirrose
maag- en slokdarmkanker
relatie met verkeersongevallen
chronische ziekten
geestelijke en sociale problemen
vruchtbaarheid neemt af
problemen mbt zwangerschap en ontwikkeling kind
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat voor gezondheidsproblemen geeft roken?

A

Belangrijkste oorzaak van sterfte en ziekte
longkanker (85%)
COPD (80%)
Kanker in hoofd- halsgebied
hart en vaatziekten
tijdens zwangerschap - lager geboortegewicht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat voor problemen kan te weinig lichamelijke activiteit geven?

A
Coronaire hartziekten
DM 2
Osteoporose
Dikkedarmkanker
COPD
Beroerte
Depressiviteit
Borstkanker
Chronische gewichtsreuma
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Waar kan sexueel risicogedrag toe leiden?

A
SOA's
HIV
ongewenste zwangerschap
seksueel misbruik
Urineweg misbruik?
Urineweginfecties
HPV Humaan Papillomavirus
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoeveel mensen heeft beperkte gezondheidsvaardigheden?

A

Een op de drie Nederlanders heeft beperkte gezondheidsvaardigheden. Dit betekent dat zij moeite hebben om informatie over gezondheid te verkrijgen, begrijpen en toepassen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn consequenties voor mensen met minder gezondheidsvaardigheden?

A
Gezondheid minder goed
hoger sterfterisico
vaker spoedeisende hulp
vaker last van chronische ziekte
grotere druk op gezondheidsbudget
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe ga je om met een patiënt met weinig gezondheidsvaardigheden?

A

Eenvoudig taalgebruik
Wees je ervan bewust dat beperkte gezondheidsvaardigheden een rol kunnen spelen!
29-54% van de volwassenen in NL, hangt samen met opleidingsniveau.
Ongeveer 10% van de NL is laaggeletterd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke rollen heeft de vpk bij het stimuleren van zelfmanagement?

A

Coach
Behandelaar
Leraar
Poortwachter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is zelfmanagement?

A

Vermogen tot inpassen aandoening dagelijkse leven
om kunnen gaan met klachten, symptomen
- leefstijlaanpassingen doen
Optimale kwaliteit van leven nastreven
Bijstellen van levensdoelen
-inzicht in aandoening
-vaardigheden ontwikkelen, oplossen van eigen problemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn de kernelementen bij een relatie tussen zorgvrager en verpleegkundige?

A

Partnerschap
kennis delen
vertrouwen
respect

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat staat centraal bij een relatie tussen zorgvrager en verpleegkundige?

A

Gezamenlijke besluitvorming
regie van de zorgvrager
uitgang: levensdoelen van de zorgvrager

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat zijn de zes stappen van interventionmapping?

A
  1. gezondheidsanalyse
  2. definiëren gedragsdoelen
  3. methoden en theorieën
  4. ontwerp van gezondheidskundige interventie
  5. implementatieplan
  6. evaluatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat zijn de vijf fases van gedragsverandering vanuit verpleegkundig perspectief?

A
Contact leggen met de groep
gedragsdeterminanten veranderen
gedragsverandering
gedragsbehoud (stabiliseren)
bevorderen van zelfmanagement
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat zijn de competenties van de praktijkverpleegkundige?

A

Verleent verpleegkundige zorg aan patiënten met chronische aandoening
in opdracht van de huisarts verlenen van medisch inhoudelijke huisartsgeneeskundige zorg
protocol overstijgend
niet-patiëntgebonden taken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Welke aandoeningen richt de praktijkverpleegkundige zich op

A
Hart en vaatziekten
Astma/ COPD
Diabetes mellitus
Ouderenzorg
oncologische zorg
palliatieve zorg
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat cvrm?

A
Cardiovasculair risicomanagement 
Diagnostiek
Monitoren en behandeling
Follow up van risicofactoren
Inclusief:
Leefstijladviezen
Begeleiding
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Biologische factoren hart- en vaatziekten

A

Leeftijd
Genetisch bepaald
geslacht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat voor soort preventie is cvrm?

A

Primair en secundair

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Hoe worden cvrm patiënten in kaart gebracht?

A

Aan de hand van een risicotabel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Wat is gezondheidsbescherming?

A

Het opsporen en onschadelijk maken van negatieve invloeden op de gezondheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Waar bestaat gezondheidsbescherming uit?

A

Wet en regelgeving gekoppeld aan inspectie en controle

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Wat is het doel van gezondheidsbescherming?

A

Optimaliseren van de volksgezondheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Welke punten vallen er allemaal onder gezondheidsbescherming?

A
Veiligheid en kwaliteit van drinkwater
Veiligheid en kwaliteit van voeding
veiligheid en kwaliteit van woon, leef- en arbeidsomgeving
veiligheid in het verkeer
veiligheid van consumentenproducten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Wat is collectieve preventie?

A

Gericht op het voorkomen van gezondheidsrisico’s

voor de bevolking als geheel of voor grote groepen uit de bevolking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Wat zijn de doelstellingen van collectieve preventie?

A

Creëren van gunstige voorwaarden voor een gezond leven (letten op etenswaren, gezonde lucht)
wegnemen van gezondheidsrisico’s (verkeersregels, screenen)
bevorderen van gezond gedrag (leefstijl)
voorkomen van ziekten
beperken van de gevolgen van ziekte door vroegtijdige opsporing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Hoe wordt er dmv collectieve preventie gunstige voorwaarden gecreëerd voor een gezond leven?

A

Door te letten op:
etenswaren
gezonde lucht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Hoe wordt er dmv collectieve preventie gezondheidsrisico’s weggenomen?

A

door verkeersregels en screenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Sinds wanneer is het RVP (rijksvaccinatieprogramma) er al?

A

1957

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Wat is het rvp?

A

rijksvaccinatieprogramma, vaccinaties tegen infectieziekten, op vrijwillige basis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

waarom zijn er nog steeds uitbraken van infectieziekten?

A

95% rvp opkomst. Bijbelbelt lage vaccinatiegraad

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Wat is de WPG (wet publieke gezondheid)?

A

Regelt de organisatie van de openbare gezondheidszorg
De bestrijding van infectieziekte crises
De isolatie van personen/vervoermiddelen die internationaal gezondheidsgevaren kunnen opleveren
De jeugd- en ouderen gezondheidszorg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Wat is de rol van vpk binnen collectieve preventies?

A

JGZ verpleegkundige
Seksueel verpleegkundige
verpleegkundige TBC
verpleegkundige infectieziekten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Voor welke leeftijden is integrale jgz?

A

0-19 jaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

welke verdeling in leeftijdscategorieën is er binnen JGZ?

A

0-4 jaar (consultatiebureau’s)

4-19 jaar (schoolartsendienst/GGD

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

Welke disciplines omvat de JGZ?

A
Artsen
verpleegkundigen
consultatiebureau-assistentes
doktersassistentes
orthopedagoog
preventieve logopedist
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

Wie is verantwoordelijk voor de organisatie van JGZ?

A

de gemeente

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

Wat valt er allemaal onder de jeugdwet?

A

Zorg- hulp bij opvoedingsproblemen
geestelijke gezondheidszorg, ook in het kader van jeugdstrafrecht
zorg bij een lichte lichamelijke beperking
Zorg bij een (lichte) verstandelijke beperking
vervoer bij begeleiding en persoonlijke verzorging
kinderbescherming en jeugdreclassering
gesloten jeugdzorg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

Wat valt er binnen het basistakenpakket van JGZ?

A

Monitoring en signalering
het inschatten van de zorgbehoefte
screeningen en vaccinaties
voorlichting, advies, instructie en begeleiding
onderkenning en beïnvloeding van gezondheid bedreigende factoren
zorgsystemen, netwerken, overleg en samenwerking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q

Wat zijn typische problemen voor de zuigeligenperiode (eerste 12 maanden)?

A

Lichamelijke groei en ontwikkeling, taal, gehoor, visus, psycho-motorische ontwikkeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
45
Q

Wat zijn typische problemen voor de peuterperiode (1-4 jaar)?

A
lichamelijke-, motorische-, cognitieveen emotionele ontwikkeling (o.a.
angsten, slaapproblemen,
gedragsproblemen,
zindelijkheidsproblemen en
opvoedingsproblemen ouders)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
46
Q

Wat zijn typische problemen voor de basisschoolperiode (4-12 jaar)?

A
lichamelijke groei en ontwikkeling (o.a.
groeisnelheid en
skeletproblemen/houding,
zindelijkheid, slapen, gedrag,
spraak/taal)
• sociale ontwikkeling; (o.a.
pesten/gepest worden, schoolfobie,
geen aansluiting bij groep vinden)
• cognitieve ontwikkeling (o.a. speciaal
onderwijs)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
47
Q

Wat zijn typische problemen voor de adolescentie periode (12-19 jaar)

A

• lichamelijke ontwikkeling (o.a. lengtegroei,
geslachtelijke ontwikkeling, rijpings-problemen
bv acné, menstruatiestoornissen)
• seksuele ontwikkeling (SOA, zwangerschap,
gender-en identiteitsstoornissen)
• Psychosociale en morele ontwikkeling
(relatieproblemen, wegloopgedrag, voortijdig
schoolverlaten, mishandeling/seksueel
misbruik, verslaving, schoolcalamiteiten,
psychiatrische problemen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
48
Q

Welke bijzondere situaties zijn er te bedenken voor kinderen?

A
Chronisch zieke kinderen
• Ernstig zieke en stervende
kinderen
• Kinderen met beperkingen
• Kinderen met psychische
problematiek
• Kinderen van vluchtelingen,
gevluchte kinderen
• Buitenlandse adoptiekinderen
• Het mishandelde kind
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
49
Q

Wat omvat het programma van JGZ?

A
Gezond opgroeien
JGZ Nederland en andere landen
taken en verantwoordelijkheden (oa basistakenpakket)
leeftijd gerelateerde problemen
organisatie en financiering
integrale JGZ
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
50
Q

Waar geeft JGZ advies over?

A

Gezonde voeding

sociaal vlak en hoe een ouder daarin kan ondersteunen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
51
Q

wat voor factoren zorgen voor een verschil in opvoeding?

A

Verschil in status (economisch)
Cultuur
de persoon die het kind opvoedt (opa/oma, ouders, familie, etc.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
52
Q

Wat is opvoeden?

A

“Een specifieke vorm van interactie tussen ouders en kinderen, waarbij gewoonten, vaardigheden en inzichten worden overgedragen die kinderen in staat moeten stellen om goed te functioneren in de maatschappij”.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
53
Q

Welke niveau’s van voorlichting zijn er?

A

collectieve voorlichting
groepsvoorlichting
individuele voorlichting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
54
Q

Hoe wordt de voorlichtingsmethode bepaald?

A
Aansluiten behoefte van mogelijkheden
inventarisatie behoefte
voorlichtingsdoelen
gericht op kennis en vaardigheden
mondeling (effect)- activiteit patiënt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
55
Q

Wat is counceling?

A

Counseling is een effectieve vorm van hulpverlening waarbij er laagdrempelige gesprekken worden gevoerd met een counselor. Het doel van deze counseling sessies is dat er op een professionele manier gewerkt wordt aan het herstellen en weer in evenwicht krijgen van een cliënt of een relatie.

56
Q

Wat is modelling?

A

ook wel model-leren, is een methode waarbij patiënten aan de hand van een voorbeeld iets leren.

57
Q

Wat is motiverende gespreksvoering?

A

“Motiverende Gespreksvoering is een op samenwerking gerichte gespreksstijl die iemands eigen
motivatie en bereidheid tot verandering versterkt.”

58
Q

welke drie uitgangspunten heeft motivational interviewing?

A

Gelijkwaardige werkrelatie
Oproepen wat de patiënt al weet en in zich heeft
Respect voor de autonomie van de patiënt

59
Q

Welke vier basistechnieken zijn belangrijk bij motiverende gespreksvoering?

A

Open vragen stellen
reflectief luisteren
bevestigen
samenvatten

60
Q

Voorbeelden van gezondheidsvaardigheden:

A
Voedingsgedrag
alcohol- en drugsgebruik
rookgedrag
bewegingsgedrag
seksueel gedrag
61
Q

Wat wil een secundair verband van een gezondheidsprobleem en een leefstijl zeggen?

A

Bij een secundair verband zijn de gezondheidsproblemen primair voeding gerelateerd, maar daarnaast spelen andere gezondheidsdeterminanten een rol.

62
Q

Wat is Double burden?

A

Combinatie van infectieziekten en niet-overdraagbare gezondheidsproblemen.

Er zijn steeds meer infectieziekten en daarnaast zijn de niet-overdraagbare ziekten zeer persistent aanwezig onder de wereldbevolking.

63
Q

Wat zijn voorbeelden van niet-overdraagbare ziekten?

A

Psychiatrische gezondheidsproblemen (depressies, psychosen, alcoholverslaving en obsessieve compulsieve stoornissen)
cardiovasculaire gezondheidsproblemen
kanker
ongevallen

64
Q

Wat zijn DALY’s?

A

Disability-adjusted life years zijn een maat voor de totale last die ontstaat door ziektes. De maat is ontwikkeld door de Wereldgezondheidsorganisatie. De DALY meet niet alleen het aantal mensen dat vroegtijdig sterft door ziekte, maar meet ook het aantal jaren dat mensen leven met beperkingen door ziekte.

65
Q

Rol van de verpleegkundige bij gezondheidsdeterminant leefstijl en gedrag

A

Aanzetten tot en aanleren van ander, gezonder gedrag.
Gezondheidsvoorlichting en patiëntenvoorlichting.
bevorderen van het zelfmanagement.

66
Q

Wat is de endogene, persoonsgebonden gezondheidsdeterminant?

A

Hierbij gaat het zowel om fysiologische als psychische factoren die zich in de mens afspelen en invloed hebben op gezondheid of gezondheidsprobleem. Opgedeeld in genetische en verworven eigenschappen.

67
Q

In welke twee factoren wordt de endogene gezondheidsdeterminant onderverdeeld?

A

Genetische, erfelijke en verworven eigenschappen.

68
Q

Welke erfelijke factoren zijn er?

A

Afwijkingen in de genen (zitten in chromosomen)
afwijkingen in chromosomen (verpakking)
multifactoriële gezondheidsproblemen
aanleg voor gezondheidsproblemen

69
Q

Wat is een monogeen ziektebeeld?

A

Als het ontstaan van de ziekte op één geen geen berust

70
Q

Wat zijn multifactoriële gezondheidsproblemen?

A

Waneer erfelijke factoren een rol spelen maar en daarnaast meer aan de hand is (3% van de bevolking)
bijvoorbeeld: Gat in hart, open ruggetje

71
Q

Waarom is de aanleg voor een ziekte van belang bij de endogene gezondheids determinant “erfelijke factoren”?

A

Er zijn gezondheidsproblemen die zijn ontstaan door interactie tussen genetische aanleg en exogene factoren.

72
Q

Wat zijn verworven eigenschappen?

Noem een paar voorbeelden

A
Dit zijn interne eigenschappen die tijdens het leven zijn opgelopen.
Hoge bloeddruk
te hoog cholesterol
overgewicht 
psychische ongezondheid
veroudering
73
Q

Wat is fatal complacency?

A

infectieziektes die een doodsoorzaak bij kinderen en volwassenen zijn

74
Q

Wat is de reden voor fatal complacency als groeiend probleem?

A

Niet alle kinderen worden gevaccineerd.
resistenties tegen geneesmiddelen
een toenemend aantal nieuw geïnfecteerde personen
ontstaan van nieuwe infectieziekten
opflakkeren van cholera, difterie en tuberculose

75
Q

Rol van de verpleegkundige bij endogene gezondheidsdeterminant?

A

Problemen signaleren en noodzakelijke zorg bieden
mensen zo goed mogelijk bijstaan
begeleiden in het leren accepteren van en omgaan met hun beperkingen
waar mogeijk verergering van de klachten voorkomen
juiste vervlechting van preventie en professionele zorg
Gezondheidsbevordering en bevorderen van zelfmanagement

76
Q

Wat is stap 4 van intervention mapping en wat is een belangrijke stap hier in?

A

ontwerp interventie - model of change

77
Q

Wat doe je voornamelijk bij stap 1 van model of change, contact leggen met de patiënt(engroep)

A
Contact leggen
risicoperceptie
bevorderen zelfmanagement
selectieve waarneming kan in de weg staan
selectieve blootstelling ook

Risicoperceptie. Mensen onderschatten vak het individuele risico dat ze lopen. Benadrukken van stil staan bij individuele risico en kwetsbaarheid. Zelf aan het denken laten zetten. Doen door aan te sluiten bij bestaande kennis. Herhalen is goed.

78
Q

Wat is selectieve waarneming?

A

Dat een patiënt niet gemotiveerd is om naar bepaalde informatie te luisteren

79
Q

Wat is selectieve blootstelling?

A

dat een patiënt bepaald dat een voorlichtingsbericht niet voor hem bestemd is en niet oppikt door de situatie waar hij in zit.

80
Q

Wat komt er kijken bij stap 2 van model of change, verandering van gedragsdeterminanten?

A

Een kritische voorstelling van het gewenste gedrag maken
het gedrag evalueren in voordelen en nadelen, lange en korte termijn
verbeteren zelfmanagement obstakels:
-te veel informatie
-gezondheidsoverwegingen
-relatie tussen attitude en gedrag
-centrale en perifere informatieverwerking

81
Q

Wat is decisional balance?

A

Voor en nadelen op een rijtje zetten. voordelen op korte termijn moeten opwegen tegen de nadelen.

82
Q

Hoe neemt je overtuigingskracht als vpk toe bij stap 2 van model of change (attitudechange)?

A

Boodschap sluit aan bij de leeftijd en normen en waarden
argumenten zijn nieuw voor de patiënt
argumenten tonen een duidelijk, causaal verband met gezondheidsprobleem
op basis van evidence aangeven wat relatie tussen gezondheidsprobleem en leefstijl & gedrag is.
kijken naar wat positieve opbrengst zou kunnen leveren.

83
Q

Wat is een veelgemaakte fout van vpk bij attitudeverandering?

A

te veel informatie verstrekken. Kennisoverdracht alleen is niet voldoende. Alleen geschikt als basis.

84
Q

Wat zijn overwegingen voor een attitudeverandering?

A

Sociale redenen

economische redenen

85
Q

Wat is centrale informatieverwerking?

A

Als patiënten meer nadenken over het bericht en er stabielere veranderingen in attitude, sociale invloed, eigen-effectiviteit en/of gedragsverandering ontstaan.

86
Q

Wat is perifere informatieverwerking?

A

Mensen die een andere benadering nodig hebben dan bij model of change om tot hetzelfde doel te komen.

87
Q

Welke vier bronnen beïnvloeden de waargenomen gedragscontrole of eigen-effectiviteit?

A

Persoonlijke en vergelijkbare ervaringen
observeren van anderen
verbale overtuiging door anderen (werkt alleen als hij het heeft geprobeerd en het wordt bekrachtigd.
de status van de patiënt

88
Q

Wat zijn obstakels bij het verhogen van gedragscontrole of eigeneffectiviteit?

A

De aan te leren vaardigheden zijn zeer complex.
Vaardigheden kunnen pijnlijk of tijdrovend zijn
patiënt kan zijn capaciteiten overschatten.

89
Q

Waardoor wordt de eigeneffectiviteit van ouderen van bewegingsgedrag voornamelijk door beïnvloedt?
en bij volwassenen?

A

De perceptie van de fysieke capaciteit

Bewegingsgedrag dat volwassenen in het verleden hebben vertoond.

90
Q

Wat helpt om gedragsverandering te realiseren?

A

Verbeteren van de waargenomen gedragscontrole en gedragsverandering
plannen van de gedragsverandering
concrete stap om het zelfmanagement te verbeteren
implementatie-intenties, actieplan
positieve feedback
doelen uitdagend en haalbaar
gedragsverandering versus gewoonten en vergeten.

91
Q

Wat is het mentaal simuleren van de implementatie-intentie?

A

De patiënt van te voren na laten denken over hoe hij de betreffende situatie wil hanteren.

92
Q

Hoe kunnen gewoonten en vergeten worden doorbroken?

A

Met tijdelijke beloningen

de patiënt uitnodigen na te denken over concrete acties die kunnen zorgen dat hij zijn goede voornemen om het gedrag uit te voeren in praktijk brengt.

directe feedback

de patiënt reminders laten gebruiken

93
Q

Wat is het belangrijkste bij stabilisering van de gedragsverandering?

A

De patiënt moet hoogrisico situaties herkennen en mee leren omgaan.

94
Q

Wat is de kern van de zorgtaak van de praktijkverpleegkundige?

A

Begeleiden en ondersteunen van patiënten bij het omgaan met (de gevolgen) van hun aandoening en hun beperkingen en het voorkomen van aandoeningen of complicaties. Complementair aan de functie van de arts, die vooral gericht is op het diagnosticeren en behandelen van klachten, ziekten en aandoeningen.

95
Q

Wat zijn de positieve gevolgen van de gezondheidsdeterminant medische zorg & preventie?

A

Daling sterfte
grotere kwaliteit van leven
vroegtijdige zorg en behandeling

96
Q

Wat zijn de nadelen gevolgen van de gezondheidsdeterminant medische zorg & preventie?

A

resistentie tegen antibiotica
ziekenhuisinfecties
bijwerkingen van geneesmiddelen

97
Q

Wat is een voorwaarde voor goede geïntegreerde zorg of ketenzorg?

A

Aanwezigheid van een transmurale verpleegkundige, die door haar contacten met alle betrokken gezondheidszorginstellingen voor patiënten een oplossing op maat kan voorbereiden en begeleiden.

98
Q

Waardoor neemt de zorgvraag van burgers toe?

A

Medicaliseren van levensproblemen

de burger van nu is vaker goed geïnformeerd over gezondheid en over de medische mogelijkheden die er zijn.

99
Q

Wat zijn negatieve effecten (iatrogenese) van medische zorg?

A

resistentie tegen antibiotica
ziekenhuisinfecties
bijwerkingen van geneesmiddelen

100
Q

Wat is een ander woord voor negatieve effecten van de medische zorg?

A

Iatrogenese

101
Q

Rol van vpk bij gezondheidsdeterminant medische zorg en preventie?

A

Signalerende taak, gericht op de behoefte van de patiënt aan medische zorg en preventie.

102
Q

Door wie wordt de warenwet uitgevoerd?

A

Keuringsdienst van waren

103
Q

Wat zijn doelstellingen van openbare gezondheidszorg?

A

het vergroten van de gezondheid van mensen

het verkleinen van gezondheidsverschillen

104
Q

Openbare gezondheidszorg wordt aangeboden in de vorm van:

A

collectieve preventie
gezondheidsbevordering
gezondheidsbscherming

105
Q

Wat zijn de 4 criteria van infectieziekten?

A

1 de ziekte of besmettelijkheid is van dien aard dat maatregelen nodig zijn om verspreiding te voorkomen
2 het betreft een infectieziekte die behoort tot de zogenoemde quarantai-nabele ziekten (aangewezen door de WHO) of valt onder internationale surveillance
3 met het systematisch verzamelen van informatie kan inzicht worden verkregen in het vóórkomen van de ziekte
4 het betreft een besmettelijke ziekte die directe actie ter bescherming van de volksgezondheid noodzakelijk maakt.

106
Q

Welke catergorieën van infectieziekten zijn er?

A

A Alle 4 de criteria
B Alleen niet criterium 4, gevaar voor volksgezondheid
C Alleen criterium C, verzamelen van informatie om inzicht te krijgen in vóórkomen van de ziekte

107
Q

Hoe snel moet de melding van infectieziekten worden gedaan per categorie?

A

A - onverwijld
B - 24h
C - 7 dagen

108
Q

Wat is surveillance

A

Verzamelen van gegevens met betrekking tot infectieziekten, dat vervolgens wordt geanalyseerd.

109
Q

Wat is bron- en contactonderzoek?

A

Gericht zieken op individueel niveau naar de persoon die als bron van de ziekte is aan te wijzen. Vervolgens wordt gezocht naar de personen waar deze persoon contact mee heeft gehad.

110
Q

Wat is centripetaal onderzoek?

A

Men gaat ui van een persoon met de infectieziekte en wil de bron opsporen

111
Q

Wat is centrifugaal onderzoek?

A

Men gaat uit van de bron, om van daaruit andere personen die besmet kunnen zijn op te sporen.

112
Q

Wat is fout positief? en Fout negatief?

A

Fout positief wordt aangewezen als houder van de ziekte, terwijl dit onjuist is.

Fout negatief heeft de persoon de ziekte, maar wordt dit niet aangegeven in de test.

113
Q

Wat is sensitiviteit?

A

Sensitiviteit geeft het percentage werkelijk zieke personen weer dat door de screening wordt opgespoord.

114
Q

Wat is specificiteit?

A

Percentage werkelijk gezonde personen dat door de test als zo wordt aangegeven.

115
Q

Wat is de determinant fysieke omgeving en maatschappelijke omgeving?

A

De fysieke omgeving bestaat uit chemische factoren (bestrijdingsmiddelen, geneesmiddelen, etc.) met een mogelijk negatief effect op de gezondheid

116
Q

Op welke manieren kan er voorlichting worden gegeven gericht op vaardigheden?

A

Kennis geven
demonstratie (voordoen-film)
instructie (zelf doen) - aanwijzingen
oefenen - feedback geven

117
Q

Welke methoden van voorlichting zijn er gericht op gezondheidsgedrag?

A

Gespreksvoering
counseling
modelling
motiverende gespreksvoering

118
Q

Welke soorten gespreksvoering zijn er bij voorlichting?

A

Individueel - stappenreeks gedragsvoorlichting
groepsgesprek
discussie

119
Q

Welke soorten hulpmiddelen zijn er bij voorlichting?

A

Schriftelijk
Audiovisueel
Multimediaal
Demonstratiemateriaal

120
Q

Wat zijn schriftelijke hulpmiddelen bij voorlichting?

A

boeken, folders, stencils

121
Q

Audiovisuele hulpmiddelen bij voorlichting?

A

tekeningen, foto’s dia’s dvd-films, cd’s

122
Q

Multimediale hulpmiddelen bij voorlichting?

A

internet, e-health, apps, televisieprogramma’s

123
Q

Demonstratie- en oefenmateriaal bij voorlichting?

A

zelftestmiddelen, stomahulpmiddelen, anatomische modellen, verpleeghulpmiddelen

124
Q

Wat zijn de effecten van hulpmiddelen bij voorlichting?

A
  • Belangstelling van mensen voor hun gezondheid/ziekte/behandeling opwekken
  • Stimuleren tot stellen van vragen
  • Informatie verduidelijken en inzichtelijk maken
  • Onthouden van informatie bevorderen
  • Inleving in situaties bewerkstelligen
125
Q

Welke twee vormen van opvoeden zijn er?

A
  • Intuitief  dit doe je zonder na te denken / de normale omgang
  • Intentioneel  dit doe je met na denken / je geeft sturing ergens aan
126
Q

Wat is case-finding?

A

Case-finding is een vorm van screening waarbij géén bevolkingsonderzoek plaatsvindt, maar er een specifieke groep systematisch wordt onderzocht naar de risicofactor, het risicogedrag en/of het gezondheidsprobleem (hoogrisicobenadering = selectieve preventie). Het is gericht op mensen bij wie meerdere beïnvloedende aspecten tegelijkertijd aanwezig zijn.

127
Q

In welke zin heeft de maatschappelijke omgeving invloed op de gezondheid?

A
  • Werk is vooral psychisch belastend, maar ook lichamelijk (werkdruk)
  • School heeft een belangrijke verantwoordelijkheid in het bevorderen en beschermen van de lichamelijke en geestelijke gezondheid van kinderen en jongeren.
  • Sociaaleconomische status en de etnische achtergrond hebben een relatie met gezondheid. Mensen met een lager opleidings-, beroeps- of inkomensniveau hebben een minder gunstige gezondheidstoestand.
128
Q

Wat valt er onder de fysieke omgeving determinant?

A

milieu = bodem, water, lucht, klimaat, omringende organismen

129
Q

Wat valt er onder de maatschappelijke omgeving determinant?

A

invloed van werk, school, gezin, sociaaleconomische status en sociale omgeving

130
Q

De fysieke omgeving determinant is onder te verdelen in drie categorieën. Welke zijn dit?

A
  • Fysische factoren  fijnstof, verkeersgeluid, tabaksrook, klimaatverandering, leefomgeving, concentraties van allergenen
  • Chemische factoren  dioxiden en PCB’s
  • Biotische factoren  levende organismen en resten daarvan
131
Q

Wat zijn de 7 key zelfmanagementgedragingen bij dm type2 patiënten?

A
  • Healthy- eating
  • Being active
  • Monitoring
  • Taking medication
  • Problem solving
  • Reducing risk
  • Healthy coping
132
Q

Wat betekent Sense of Coherence?

A

SOC hangt samen met een betere gezondheid, opleidingsniveau. Mensen met veel gezondheidsvaardigheden ervaren hun gezondheid vaak als goed.

133
Q

Waar bestaat collectieve preventie uit?

A

bestaat uit wet- en regelgeving en diensten
infectieziektebestrijding middels screening
vaccinaties
JGZ

134
Q

Wat zijn successen van de JGZ?

A
  • Hielprik  200 kinderen jaarlijks opgespoord
  • Opsporing gehoor-, oog-, hart- en heupafwijkingen  jaarlijks 2000 kinderen beter ontwikkelen
  • Afname wiegendood  jaarlijks overlijden 170 kinderen minder
  • Vaccinaties
135
Q

Hoe ziet JGZ in Nederland er uit?

A
  • Geschiedenis JGZ: ontstaan cb’s en schoolartsendiensten
  • 95% van de ouders bezocht cb
  • Laagdrempelig, dicht bij huis, veel kennis over jeugd
  • Nederlandse jeugd zeer gezond in verhouding tot landen om ons heen
136
Q

Wat houdt het balansmodel van Bakker in?

A

Draagkracht en draaglast
Draagkracht = hoeveel kan iemand aan
Draaglast = wat iemand te verduren krijgt

137
Q

Wat zijn de verschillende opvoedingsstijlen van Baumrind?

A

Model van Baumrind
- Warmte en controle
Wenselijk is democratisch: controle en betrokkenheid, biedt zelfontplooiing
Autoritair = veel controle, maar weinig betrokkenheid, weinig warmte binnen gezin, kind moet maar luisteren naar ouders, ouderwets.
Toegeeflijk = grote mate van betrokkenheid, ouders overspoelen kinderen met liefde, geen tot weinig regels.
Verwaarlozend = geen warmte, geen regels, kind moet zelf maar weten.