geschiedenis KA Flashcards
Europese overzeese expantie 1500-1600
- Europeanen opzoek naar eigen route Indië
- Columbus ontdekte Amerika, 1492
- Engelse; Britse rijk –>
1. uitvalbasis tegen Spanje (Noord-Amerika)
2. nieuw landbouwgrond
3. ‘protestantse reformatie’
–> Pilgrim Fathers (nieuwe protestantse slv beginnen)1620 - Driehoekshandel RAC:
eu: wapens
af: slaven
am: export, tabak
Hernieuwde belangstelling voor het erfgoed van de klassieke oudheid, een veranderend mens/wereldbeeld en nieuwe wetenschappelijke belangstelling. 1500-1600
- Renaissance, wedergeboorte, pluk de dag
- Individu centraal, humanisme, Erasmus.
- Door boekdrukkunst verspreidden humanistische ideeën snel
- Grieken en Romeinen
De protestantse reformatie leidde tot een splitsing van de christelijke kerk in West-Europa. 1500-1600
- Maarten Luther,
95-stellingen= splitsing protestanten/christelijke - (Rijksdag van Worms 1521)
= Karel V toot weerstand tegen Luther. - Calvinisten(NL) mogen landsheer afzetten, Lutheranen niet.
Het conflict in de Nederlanden dat resulteerde in de stichting van een Nederlandse staat. 1500-1600
- De Nederlanden vs Spanje
(80-jarige oorlog) - Filips II, oorzaken opstand:
1. centralisatie politiek
2. kettervervolging - Smeekschrift der edelen1566 = minder harde kettervervolging, Magaretha van Parma.
–> hagenpreken –> beeldenstorm –>Alva naar Nl –>Willem van Oranje valt aan= oorlog. - Nederland onder water, watergeuze, = einde oorlog
- 1588 Nl republiek.
De bijzondere plaats in staatkundig opzicht en de bloei in economisch en cultureel opzicht van de Nederlandse Republiek. 1600-1700
“bijzondere plaats in staatkundig opzicht” =
- Gouden eeuw, republiek, decentraal bestuur.
“bloei in economische en cultureel opzicht” =
- Economisch=
-Landbouw gaat zich specialiseren–> hoge afzet.
- Stapelmarkt Amsterdam.
- VOC, WIC
- Cultureel=
- schilderkunst ook voor rijke burgers, Rembrandt
- godsdienstvrijheid
Wereldwijde handelscontacten, handelskapitalisme en het begin van een wereldeconomie. 1600-1700
- handelscontacten= handelsovereenkomsten over de hele wereld
- handelskapitalisme= investeringen, winst
- wereldeconomie=
afhankelijk van elkaar.
Het streven van vorsten naar absolute macht. 1600-1700
- absolute monarchie
- staatsgodsdienst
- Lodewijk XIV
- maximale export (mercantilisme)
- standensamenleving
De wetenschappelijke revolutie. 1600-1700
- zelf nadenken, minder bijbel; feiten
- Newton, Galilei
- empirisme= kennis waarnemingen.
-rationalisme= kennis logisch redeneren.
Rationeel optimisme en ‘verlicht denken’ dat werd toegepast op alle terreinen va de samenleving: godsdienst, politiek, economie, sociale verhoudingen. 1700-1800
- verlichting
- godsdienstig=
godsdienstvrijheid, Foltaire - politiek=
Trias politica, Montesqueieu
volkssoevereiniteit, John
Lock - economie=
vrijhandel, Adam Smith - sociale verhoudingen=
afschaffing standenmaatschappij, Rousso
Het voortbestaan van ancien régiem en verlicht absolutisme. 1700-1800
- vorsten bang voor verlichte ideeën= verlicht absolutisme.
= vorst alle macht, maar denkt wel aan zijn volk.
“alles voor het volk, niet door het volk”
Uitbouw van de Europese overheersing, in de vorm van plantagekoloniën en de daarmee verbonden trans-Atlantische slavenhandel, en de opkomst van het abolitionisme. 1700-1800
- N= vestigingskoloniën
- Z= plantage economieën, export.
- door verlichting –> abolitionisme.
1807= afschaffing slavenhandel
1833= afschaffing slavernij
1863= afschaffing in Nl
–> verdrag van Allahabad 1765 = Britten mochten belasting innen, indirect bestuur, EIC
De democratische revoluties in westerse landen.
1700-1800
- door verlichting, revoluties.
- Franse revolutie
- Bataafse revolutie
- Amerikaanse revolutie; kolonies komen in opstand door de verlichte ideeën.
- 1773 The Boston Tea Party
–> belasting op thee - 1776 Amerika onafhankelijk
De industriële revolutie die in de westerse wereld de basis legde voor een industriële samenleving. 1800-1900
- machines, stoommachines, urbanisatie, massaproductie
- Spinning Jenny
- van handels kapitalisme (1600-1700) naar
industrieel kapitalisme (1800-1900) - Reform bill 1832= Ondernemers meer invloed in politiek, liberale overheid.
Discussies over de ‘sociale kwestie’. 1800-1900
- positie van verdrukten en achtergestelde (fabrieksarbeiders) verbeteren.
- 1874 ‘kinderwetje’.
- ontstaan vakbonden
- Factory Act 1833: nachtwerk voor kinderen verboden.
Moderne vorm van imperialisme die verband hield met de industrialisatie.1800-1900
- motieven modern imperialisme=
-> Economisch: afzetmarkt + grondstoffen
-> Politiek: meer macht tegenover andere Europese landen.
-> cultureel: Europese cultuur verspreiden.
Britse rijk:
Indiase opstand 1857–> werd hard neergeslagen door de Britten
Gevolg=
Direct bestuur - suez kanaal
- wegen/spoorwegen
- scholing (in het engels)
gevolg=
1885 oprichting Indian National Congres. Partij voor de Indiërs.
Opkomst emancipatiebeweging.
1800-1900
-gelijke rechten
–> Feminisme, vrouwen kiesrecht
(Wilhelmina Drukker)
en onderwijs
(Annetta Jacobs).
1e feministische golf.
–> confessionalisme, geen totale scheiding van kerk en staat.
= schoolstrijd, Abraham Kuijper
Voortschrijdende democratisering met steeds meer mannen en vrouwen aan het politieke proces.
1800-1900
- verruiming kiesrecht
Opkomst politiek-maatschappelijke stromingen:
- liberalisme
-nationalisme
- socialisme
- confessionalisme
- feminisme
1800-1900
- liberalisme: vrijheid
- nationalisme: eigen land
- socialisme: gelijkheid
- communisten: klasseloze slv
- confessionalisme: gelovige
- feminisme: vrouwen
De rol van moderne propaganda en communicatiemiddelen en vormen van massaorganisatie.
1900-1950
- propaganda= bevolking beïnvloeden.
- vb. Hitler veel propaganda en massa organisatie= veel aanhangers.
Het in praktijk brengen van de totalitaire politieke ideologieën communisme en fascisme/nationaalsocialisme. 1900-1950
- totalitaire politieke ideologie= ideologie die de hele samenleving wil beheersen: dictatuur.
- communisme, Sovjetunie
- nationaalsocialisme, Duitsland
- fascisme, Italië
–> afwijkende ideeën werden vervolgd.
–> parlement deed wat de dictator wilde.
Het voeren van twee wereldoorlogen. 1900-1950
WO I
Oorzaken:
- Nationalisme
- militarisme
(oorlogsverheerlijking)
- modern imperialisme
(oorlog over nieuw
grondgebied)
- bondgenootschappen
- wapenwedloop
(meer bewapening)
Aanleiding:
Dood van Frans Ferdinad
oorlog 1914
massavernietigingswapens, gifgas, loopgravenoorlog
Tweefrontenoorlog,
Von Schlieffenplan, via België
VS doet mee:
–> Zimmerman-telegram: Du
bericht Mexico over VS
aanvallen, VS komt er
achter.
–> Duikboten oorlog
1917 Russische revolutie: Rusland doet niet meer mee.
centrale: Duitsland, Oostenrijk-Hongarije
geallieerden: VS, Frankrijk, Rusland.
Verdrag van Versailles 1919
(aanleiding wo II )
- herstelbetalingen
- grondstofrijke gebieden afstaan
- leger minimaliseren
Volk: dolkstootlegende
–> Weimar republiek
- Dawesplan
WO II
erge crisis in Duitsland, Hitler beloofd:
- welvaart, werk
- geen verdrag versailles
- nationale eenheid
1932= NSDAP “baas”
1933= Hitler rijkskanselier
1933= Rijksdagbrand
1933= Machtigingswet, Hitler
baas.
–> totalitaire staat
Nazificatie= iedereen nationaalsocialistisch
1938= Anschluss: Duitsers bezetten Oostenrijk.
1938= Conferentie van München: Duitsers mogen Sudetenland
–> appeasementpolitiek
1939= Duitsland valt Polen binnen
1940= oorlog
1944= D-day
1945= bommen op Nagasaki en Hiroshima
= einde oorlog
-Marshallplan
Racisme en discriminatie die leidden tot genocide op Joden.
1900-1950
- rasssentheorie
Verwoestingen op niet eerder vertoonde schaal door massavernietigingswapens en de betrokkenheid van de burgerbevolking bij oorlogvoering.
1900-1950
wo II
De crisis van het wereldkapitalisme.
1900-1950
- na wo I
1924 Dawesplan: helpen eco Duisland. Doel: weer handel.
1929 Burskrach: aandelen werden niks meer waard.
= wereldcrisis
–> New Deal Roseveld
( tijd tussen wo I en wo II : interbellum)
Vormen van verzet tegen het West-Europese imperialisme.
1900-1950
- Soekarno, Mahatma Gandhi
Verdeling van de wereld in twee ideologische blokken. 1950-nu
VS // SU
–> koude oorlog
VS:
-BRD, NAVO, democratie, kapitalistisch, EGKS
Sovjet-unie:
- DDR, Warschouwpact, 1partijstaat, communistisch, comecon
Na wo II
eco: slechte eco
politiek: 4 bezettingszones
sociaal: alle Duitsers terug naar Duitsland.
Vs–> trumandoctrine 1947
voor landen om kapitlaistisch te blijven, militaire (NAVO) en economische (Marshallplan) steun.
Su–> blokkade van Berlijn, luchtbrug 1948, 1949 opgeheven.
1961= Berlijnse muur
1962= Cubacrisis= spanning
–> rust = detente
1970= Ostpolitik DDR en BRD
erkennen elkaar.
1985= Gorbatsjov: glasnost,
perestrojka–>
“versoepeling”
1989= Val van Berlijnse muur
Eenwording van Europa. 1950-nu
EGKS–>EEG–>EU
Dekolonisatie die een eind maakte aan de westerse overheersing in de wereld. 1950-nu
- kolonies worden zelfstandige staten.
VS en SU zijn antikoloniaal. - Indonesië en Suriname