Geschiedenis Hoofdstuk 2.1 begrippen +paar aantekeningen Flashcards

1
Q

Een vrije man heeft…

A

de meeste rechten en mag land bezitten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Een man uit een andere stadstaat is…

A

in een andere staat geboren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Een vrouw heeft… en moet…

A

Een vrouw heeft weinig rechten en moet voor de kinderen zorgen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Een slaaf heeft…

A

geen rechten en is iemands anders bezit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Een Monarchie is…

A

een koning en word opgevolgd door de oudste zoon van de koning

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Een Aristocratie is…

A

rijken vrijen mannen maken de keuzes.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Een Tirannie is…

A

Iemand die oneerlijk aan de macht is gekomen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Een Democratie is…

A

dat het volk regeert.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat betekent economie?

A

Productie en handel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat betekent invloed?

A

Als iets gebeurt door iets anders.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat betekent kolonie?

A

Plaats waar een groep mensen zich vestigt (komt wonen).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat betekent nijverheid?

A

Producten maken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat betekent oudheid?

A

De tijd van Grieken en Romeinen/de tweedenperiode.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat betekent slaaf?

A

Iemand die in iemands anders bezit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat betekent stadstaat?

A

staat die bestaat uit een stad met een gebied eromheen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat betekent de tijd van de Grieken en Romienen?

A

De tweede tijd vak. (3000 V.C tot 500 N.C)

17
Q

Wat betekent welvaart?

A

Het rijkdom.

18
Q

Wat betekent zelfstandig?

A

Als een persoon of gebied voor zichzelf zorgt.