Geschiedenis H4V2V3 Flashcards

1
Q

Hoe verspreidde de Griekse taal zich buiten het kernland?

A

Door migratie van de Grieken naar nieuwe nederzettingen verspreidde de Griekse taal zich tusse 800 V.C en 500 V.C

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke twee gevolgen had een gemeenschappelijke taal?

A

Vlotte communicatie
Samenhorigheidgevoel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is een mythe?

A

Niet gebaseerd op onderzoeken en feiten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Geloofden de grieken in meerdere goden?

A

Ja

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe noemt het begrip dat je meer in Goden gelooft?

A

Polytheïsme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waren Goden onsterfelijk?

A

Ja

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Omschreven ze Goden als mensen?

A

Ja

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hadden Goden bovenmenselijke krachten?

A

Ja

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe gedroegen de Goden zich?

A

Even wisselvallig als mensen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Beïnvloeden Grieken de goden en omgekeert?

A

Ja

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Geef 2 redenen waarom grieken veel investeren in bouw van tempels

A
  1. De goden tevreden stellen
  2. Om de stad rijker over te laten komen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Individueel

A
  • persoonlijke gebeden en offers
  • vervloekingen en magische spreuken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Met de familie

A
  • Offers voor de huisgoden
  • Offers en gebeden bij familie gebeurtenissen
  • Herdenken van overleden familieleden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Met de polis

A
  • religieuze feesten
  • Processies
  • offers en rituele bij de tempel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zei de Griekse religie

A

Schreef het ontstaan van de wereld en het geluk van de mensen toe aan de Goden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zeiden de Griekse filosofen?

A

Ze twijfelde aan de rol van de Godeb

17
Q

Wat raadpleegde de Grieken om het advies van de Goden in te winnen

A

Orakels

18
Q

Kenmerken van zuilen

A

Opbouw: symmetrisch
Vormen en lijnen zijn strak
Versiering is weinig

19
Q

Hoe zag de beeldhouwkunst er in de 8ste en de 6de eeuw V.C uit?

A
  • Statische houding
  • Geen emotie
  • Onnatuurlijk/ geïdealiseerd menselijk figuur
20
Q

Hoe zag de beeldhouwkunst er in 5de - 4de eeuw V.C uit?

A
  • Dynamische houding
  • Weinig emotie
  • Geïdealiseerden/ realistisch -menselijk figuur
21
Q

Hoe zag de beeldhouwkunst er in de 4de-2de eeuw V.C uit?

A
  • Dynamische houding
  • veel emotie
  • geïdealiseerde/ realistisch menselijke figuur
22
Q

Begon de geschiedenis van de beeldhouwkunst bij de Grieken?

A

Nee, de grieken lieten zich inspireren door de oudere, Egyptische beelden

23
Q

Was de geschiedenis van de Egyptische beeldhouwkunst een voorbeeld van continuïteit?

A

Ja de beelden veranderden nauwelijks door de jaren heen.