Geschiedenis H1 Flashcards

1
Q

de tijdrekening

A

Manier om te situeren in de tijd. We gebruiken meestal de
tijdrekening ‘voor en na Christus.’ Soms drukken we tijd ook uit in ‘aantal jaren
geleden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Een stad

A

Grote plaats waar mensen wonen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

een scharniermoment

A

overgang tussen 2 periodes door een belangrijke
gebeurtenis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

de periode

A

Afbakening in de tijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Milenium

A

periode van 1000 jaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Een eeuw

A

periode van 100 jaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Een decenium

A

periode van 10 jaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

een hypothese

A

Stelling die (nog) bewezen moet worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

een functie

A

Reden waarom iets gebruikt wordt, nut dat iets heeft.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

een argument

A

Reden waarom iemand iets wel of niet vind

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

bewijs

A

Datgene waarmee iets met zekerheid aangetoond wordt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

cultureel

A

kunstuiting en schriftsoort

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

economisch

A

handel en landbouw

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

politiek

A

dynastie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

sociaal

A

standenmaatschappij

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Een continent

A

Een continent is een zeer grote landmassa

17
Q
A