geschiedenis eindtest 1 hvvwo Flashcards
abt
hoofd van een klooster
adviesraad
een groep raadgevers die de koning helpt beslissingen te nemen
aflaat
kwijtschelding van een straf die nog moet worden uitgeboet na de vergeving van zonden dat kan door middel van een gebed bedevaart of een betaling
agrarische samenleving
samenleving waarin de landbouw het belangrijkste middel van bestaan is
agrarisch-urbane samenleving
maatschappij waarin de meeste mensen op het platteland wonen en van de landbouw leven maar waarin er ook veel bloeiende steden zijn met kooplui en ambachtslieden
ambachtslieden
mensen die als beroep iets maken met hun handen en met behulp van eenvoudige werktuigen
ambtenaren
mensen die werken in dienst van de overheid
archeologen
wetenschappers die door middel van opgraving het verleden van mensen onderzoeken
aristocreatie
de situatie waarin de adel de de samenleving bestuurt
Augustus
titel van de eerste Keizer van het Romeinse rijk die de verhevene betekent meestal gebruikt als naam Keizer augustus
autarkie
toestand waarvan sprake is wanneer Mensen zelfvoorzienend zijn
bondgenoot
een staat of persoon waarmee je door een verdrag Verenigd bent
Burgeroorlog
oorlog tussen twee of meer groepen uit hetzelfde land of van hetzelfde volk
burgerschap
het feit dat je bij een staat hoort en daar politieke rechten en plichten hebt
centrale Rekenkamer
een groep Mensen die de inkomsten en uitgaven van de koning controleert
centralisatie
het streven van een koning of regering om vanuit zijn hoofdstad het grondgebied centraal te regeren
Centraliseren
het besturen van een land dat ontstaan is door de samenvoeging van verschillende delen vanuit een centraal gelegen hoofdstad
christendom
monotheistische godsdienst gesticht door de volgelingen van Jezus van nazareth het christendom is ontstaan uit het jodendom
Christus
Christus letterlijke Griekse vertaling van het woord messias later gebruikt als naam voor jezus van nazareth die door christenen Als de messias wordt beschouwd
consul
In de Romeinse Republiek waren er twee consuls de hoogste bestuurders ze waren opperbevelhebber van het leger en voorzitter van de Senaat
democratie
democratie de situatie waarin het volk de samenleving bestuurt
directe democratie
een democratie waarin ieder de stemrecht heeft zelf bij de volksvergadering aanwezig moet zijn om te stemmen over besluiten
domein
landgoed dat wordt bewerkt volgens het hofstelsel
3 standenmaatschappij
een verdeling van de samenleving in 3 standen de geestelijkheid de adel en het werkende volk deze opvatting ontwikkelde zich vanaf de 11e eeuw