geschiedenis Flashcards

1
Q

politieke stromingen

A

zijn confessionelen
socialisten
liberalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

confessionelen

A

( katholieken en protestanten) samenleving moet volgens de bijbel georganiseerd worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

socialisten

A

gelijkheid voor alle mensen in de samenleving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

liberalen

A

vrijheid voor ieder individu

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat mag de overheid wel of niet doen bij confessionelen

A

de overheid mag nooit regels invoeren tegen godsdienst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat mag de overheid wel of niet doen bij socialisten

A

de overheid moet gelijkheid tot stand brengen, daarvoor voeren zij wetten in

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat mag de overheid wel of niet doen bij liberalen

A

de overheid zorgt alleen voor veiligheid door het leger of de politie en daarbij een aantal wetten om orde te houden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

de drie politieke onderwerpen

A

de koning, minister en het volk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

trias politica

A

wetgevende macht, uitvoerende macht en rechtelijke macht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wetgevende macht

A

zijn de 1e en 2e kamer, zij maken beslissingen over of de wetten worden aangenomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

uitvoerende macht

A

is de minister, dragen verantwoordelijkheid voor uitvoering van het aangenomen beleid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

rechtelijke macht

A

is de rechter, de rechter beoordeelt of de uitvoerende macht zich aan de wet houdt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly