Gerontologie moeilijke cards Flashcards

1
Q

Benaderingen van de vergrijzing en het verouderingsproces: biologische theorieën: Random error theorieën

A

Veroudering reflecteert ongeplande veranderingen in een organisme over tijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Benaderingen van de vergrijzing en het verouderingsproces: Socioculturele theorieën: Levenskoersperspectief (3)

A
  1. Sociale rollen in de maatschappij
  2. Ageisme
  3. Sociale klok
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Benaderingen van de vergrijzing en het verouderingsproces: Socioculturele theorieën: Levenskoersperspectief: sociale rollen in de maatschappij: Activity theorie

A

van nature uit willen ouderen hun activiteit en sociale rollen blijven behouden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Benaderingen van de vergrijzing en het verouderingsproces: Socioculturele theorieën: Levenskoersperspectief: sociale rollen in de maatschappij: Activity theorie

A

van nature uit willen ouderen hun activiteit en sociale rollen blijven behouden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Benaderingen van de vergrijzing en het verouderingsproces: Socioculturele theorieën: Levenskoersperspectief: sociale rollen in de maatschappij: Continuïteitstheorie

A

of men zich wil terugtrekken of juist actief wil blijven, hangt af van de persoonlijkheid van de persoon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Fysieke veranderingen: vitale lichaamsfuncties: cardiovasculaire systeem (2)

A
  • Hart: linkerventrikel (structuur wordt dikker) dat bloed in de slagaders pompt functioneert minder; minder bloed in de aorta bij samentrekking
  • Opstapeling van plaques in de wanden van de slagaders aerobic capacity en cardiale output daalt (= metingen van het cardiovasculair systeem)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Chronische bronchitis

A

langdurige ontsteking van de luchtwegvertakkingen (bronchi); overproductie van slijm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Chronische bronchitis

A

langdurige ontsteking van de luchtwegvertakkingen (bronchi); overproductie van slijm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Cognitie: oorzaken achteruitgang: proximale verklaringen: Hulpbronnen of « resources »: aandacht

A

= de mogelijkheid om zich op een bepaald gedeelte van de ervaringen te concentreren en tegelijk andere ervaringen te negeren

  • Selectieve aandacht, verdeelde aandacht en volgehouden aandacht/vigilantie
  • Ouder worden → problemen met aandacht

Oorzaak: inhibitory deficit hypothesis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Cognitie: oorzaken achteruitgang: proximale verklaringen: Hulpbronnen of « resources »: aandacht

A

= de mogelijkheid om zich op een bepaald gedeelte van de ervaringen te concentreren en tegelijk andere ervaringen te negeren

  • Selectieve aandacht, verdeelde aandacht en volgehouden aandacht/vigilantie
  • Ouder worden → problemen met aandacht

Oorzaak: inhibitory deficit hypothesis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Cognitie: oorzaken achteruitgang: proximale verklaringen: Hulpbronnen of « resources »: aandacht: inhibitory deficit hypothesis

A
  • Met het ouder worden: reductie in de cognitieve bronnen die instaan voor het controleren en de inhibitie van de aandacht
  • Activatie: zoekproces starten: niet leeftijdsgevoelig
  • Inhibitie: negatief beïnvloed
  • Priming
  • Positief: ‘is de target een woord?

*Negatief: stroop color word task → ouderen ondervinden meer hinder

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Cognitie: oorzaken achteruitgang: proximale verklaringen: Hulpbronnen of « resources »: aandacht: inhibitory deficit hypothesis

A
  • Met het ouder worden: reductie in de cognitieve bronnen die instaan voor het controleren en de inhibitie van de aandacht
  • Activatie: zoekproces starten: niet leeftijdsgevoelig
  • Inhibitie: negatief beïnvloed
  • Priming
  • Positief: ‘is de target een woord?

*Negatief: stroop color word task → ouderen ondervinden meer hinder

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Cognitie: oorzaken achteruitgang: proximale verklaringen: geheugen: KTG

A
  • Onmiddelijk geheugen
  • Werkgeheugen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Cognitie: oorzaken achteruitgang: proximale verklaringen: geheugen: KTG

A
  • Onmiddelijk geheugen
  • Werkgeheugen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Cognitie: oorzaken achteruitgang: proximale verklaringen: geheugen: besluit

A
  • Geen negatieve effecten: sensorisch geheugen, semantisch geheugen en impliciet geheugen
  • Wel negatieve effecten: werkgeheugen en episodisch geheugen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Cognitie: oorzaken achteruitgang: proximale verklaringen: geheugen: besluit

A
  • Geen negatieve effecten: sensorisch geheugen, semantisch geheugen en impliciet geheugen
  • Wel negatieve effecten: werkgeheugen en episodisch geheugen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Cognitie: Consequenties van het verminderd functioneren

A
  • De consequenties van het verminderd cognitief functioneren kunnen geminimaliseerd worden door compensatie

3 elementen

  • Selectie
  • Optimalisatie

*Compensatie

  • Gebeurt automatisch
  • Grote plasticiteit van cognitief systeem
  • Cognitieve training
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Cognitie: Consequenties van het verminderd functioneren

A
  • De consequenties van het verminderd cognitief functioneren kunnen geminimaliseerd worden door compensatie

3 elementen

  • Selectie
  • Optimalisatie

*Compensatie

  • Gebeurt automatisch
  • Grote plasticiteit van cognitief systeem
  • Cognitieve training
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Delirium: bijkomende symptomen (3)

A
  • Verandering in het slaappatroon
  • Verandering in stemming: angst, radeloosheid, vijandigheid
  • Verandering in psychomotorische activiteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Delirium: bijkomende symptomen (3)

A
  • Verandering in het slaappatroon
  • Verandering in stemming: angst, radeloosheid, vijandigheid
  • Verandering in psychomotorische activiteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Dementie: risicofactoren (3)

A
  • Sociodemografisch: hoge leeftijd, vrouw zijn, lagere SES
  • Genetisch: een 3-tal genen voor autosomaal dominante vorm van AD (APOE4-allel)
  • Omgevingsfactoren: cardiovasculaire risicofactoren, roken, ethyl, ongezonde levensstijl, diabetes
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Dementie: risicofactoren (3)

A
  • Sociodemografisch: hoge leeftijd, vrouw zijn, lagere SES
  • Genetisch: een 3-tal genen voor autosomaal dominante vorm van AD (APOE4-allel)
  • Omgevingsfactoren: cardiovasculaire risicofactoren, roken, ethyl, ongezonde levensstijl, diabetes
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Mild Cognitive Impairment (MCI): criteria (5)

A
  • Subjectieve geheugenklacht (door patiënt of derde)
  • Normale ADL
  • Normale algemene intelligentie/cognitie
  • Objectieve stoornis in het cognitief functioneren (resultaat op cognitieve test = kleiner dan 1,5 sd t.o.v. normen van leeftijdsgenoten)
  • Geen dementie
23
Q

Mild Cognitive Impairment (MCI): criteria (5)

A
  • Subjectieve geheugenklacht (door patiënt of derde)
  • Normale ADL
  • Normale algemene intelligentie/cognitie
  • Objectieve stoornis in het cognitief functioneren (resultaat op cognitieve test = kleiner dan 1,5 sd t.o.v. normen van leeftijdsgenoten)
  • Geen dementie
24
Q

Mild Cognitive Impairment (MCI): subtypes (3)

A
  • Amnestic MCI → Alzheimerdementie
  • Multiple domains MCI → Alzheimerdementie, vasculaire dementie
  • Single non memory domain MCI → Frontotemporale dementie, Lewy Body dementie, primaire progressieve afasie, vasculaire dementie
25
Q

Ziekte van Alzheimer: oorzaken (2)

A
  • Seniele plaques → beta-amyloïd 42

Door opstapeling van beta amyloïd is er sterfte van neuronen (apoptosis) (amyloid cascade hypothese)

  • Neurofibrillaire tangles → tau-proteïne

(gefosforyleerd) Tau-proteïne verandert chemisch en kan de structuur binnen het neuron niet meer houden

26
Q

Ziekte van Alzheimer: oorzaken (2)

A
  • Seniele plaques → beta-amyloïd 42

Door opstapeling van beta amyloïd is er sterfte van neuronen (apoptosis) (amyloid cascade hypothese)

  • Neurofibrillaire tangles → tau-proteïne

(gefosforyleerd) Tau-proteïne verandert chemisch en kan de structuur binnen het neuron niet meer houden

27
Q

Ziekte van Alzheimer: genen (3)

A
  • Apolipoproteïne E gen (ApoE gen)
  • Amyloïd precursor proteïne gen (APP gen)
  • Preseniline gen (vooral bij early onset AD)
28
Q

Ziekte van Alzheimer: genen (3)

A
  • Apolipoproteïne E gen (ApoE gen)
  • Amyloïd precursor proteïne gen (APP gen)
  • Preseniline gen (vooral bij early onset AD)
29
Q

Ziekte van Alzheimer: atypische varianten (3)

A
  • Posterieure corticale atrofie: visuoperceptuele en visueel ruimtelijke problemen
  • Frontale variant AD: gedragsproblemen en executieve functiestoornissen
  • Logopene afasie: woordvindingsproblemen
30
Q

Ziekte van Alzheimer: atypische varianten (3)

A
  • Posterieure corticale atrofie: visuoperceptuele en visueel ruimtelijke problemen
  • Frontale variant AD: gedragsproblemen en executieve functiestoornissen
  • Logopene afasie: woordvindingsproblemen
31
Q

Frontotemporale dementie (FTD): gedragsvariant: types (3)

A
  • Apathische type (intitiatiefverlies, desinteresse, emotionele labiliteit)
  • Ontremde type (ontremd gedrag, overmatig kopen, eten, seksueel gedrag)
  • Stereotyp dwangmatig gedrag (ritualistische handelingen)
32
Q

Frontotemporale dementie (FTD): gedragsvariant: types (3)

A
  • Apathische type (intitiatiefverlies, desinteresse, emotionele labiliteit)
  • Ontremde type (ontremd gedrag, overmatig kopen, eten, seksueel gedrag)
  • Stereotyp dwangmatig gedrag (ritualistische handelingen)
33
Q

Frontotemporale dementie (FTD): Primaire progressieve Afasie (PPA): onderscheid in 2 taalvarianten

A
  • Niet vloeiende/agrammatische afasie
  • Semantische dementie
34
Q

Frontotemporale dementie (FTD): Primaire progressieve Afasie (PPA): onderscheid in 2 taalvarianten

A
  • Niet vloeiende/agrammatische afasie
  • Semantische dementie
35
Q

Lewy Body dementie (DLB): kernsymptomen (3)

A
  • Fluctuerend niveau van cognitief functioneren; uitgesproken variaties in aandacht en alertheid
  • Vroeg optredende visuele hallucinaties
  • Tekenen van parkinsonisme (tremoren)
36
Q

Lewy Body dementie (DLB): kernsymptomen (3)

A
  • Fluctuerend niveau van cognitief functioneren; uitgesproken variaties in aandacht en alertheid
  • Vroeg optredende visuele hallucinaties
  • Tekenen van parkinsonisme (tremoren)
37
Q

Lewy Body dementie (DLB): bijkomende symptomen (4)

A
  • Herhaald vallen
  • Tijdelijk kortdurend bewustzijnsverlies
  • Remslaapgedragsstoornis
  • Overgevoeligheid voor klassieke antipsychotica
38
Q

Lewy Body dementie (DLB): bijkomende symptomen (4)

A
  • Herhaald vallen
  • Tijdelijk kortdurend bewustzijnsverlies
  • Remslaapgedragsstoornis
  • Overgevoeligheid voor klassieke antipsychotica
39
Q

Ziekte van Parkinson: motorische symptomen (4)

A
  • Bewegingsarmoede/traagheid
  • Akinesie: een beweging niet onmiddellijk beginnen

*Hypokinesie: verminderd bewegen (monotoon gelaat)

  • Bradykinesie: langzame uitvoering van bewegen
  • Rigiditeit: Stijfheid van spieren (schuifelende gang)
  • Rusttremor: been, hand, hoofd (enkel bij niet bewegen van het ledemaat)

-Houdingsinstabiliteit: opvallend gebogen houding (vallen)

40
Q

Vasculaire dementie (2)

A
  • Aandoening van de grote bloedvaten(large vessel disease) → Multi-infarct dementie (MID)
  • Acuut onstaan na een CVA

*Meerdere infarcten, daarna trapsgewijze achteruitgang (MID)

*Afhankelijk van locatie letsel; bepaalde cognitieve functies bewaard en andere niet

  • Aandoening van de kleine bloedvaten (small vessel disease) → Bij ver gevorderde leeftijd → ischemie van de witte stof t.g.v. arteriosclerose
  • Traagheid, verminderde flexibiliteit, initiatiefverlies, depressie, loopstoornissen
41
Q

Vasculaire dementie (2)

A
  • Aandoening van de grote bloedvaten(large vessel disease) → Multi-infarct dementie (MID)
  • Acuut onstaan na een CVA

*Meerdere infarcten, daarna trapsgewijze achteruitgang (MID)

*Afhankelijk van locatie letsel; bepaalde cognitieve functies bewaard en andere niet

  • Aandoening van de kleine bloedvaten (small vessel disease) → Bij ver gevorderde leeftijd → ischemie van de witte stof t.g.v. arteriosclerose
  • Traagheid, verminderde flexibiliteit, initiatiefverlies, depressie, loopstoornissen
42
Q

Dementie onderzoek: algemeen besluit

A
  • Met de MISplus en VAT-scores is het mogelijk een onderscheid te maken tussen milde AD en depressie bij ouderen
  • Bij MCI patiënten kan een conversie naar een dementie voorspeld worden a.h.v. de MISplus-score (binnen een periode van 18 maanden is de optimale cut off=2)
43
Q

Persoonlijkheid: psychodynamische perspectief: Ego development theory - Loevinger (2)

A
  • Verschillende fases van ego

Het ego is in staat om:

  • Impulsen te reguleren
  • Relaties aan te gaan met anderen
  • Te komen tot zelfbegrip en zelfinzicht
  • Na te denken over gebeurtenissen
44
Q

Persoonlijkheid: Sociaal-cognitieve benaderingen: Socioemotioneke selectiviteitstheorie (4)

A
  • Ouder worden → verlieservaringen
  • Fysieke achteruitgang

*Cognitieve achteruitgang

*Pensioen; verlies van collega’s

*Verlies van leeftijdsgenoten door sterfte

  • Vroeg in het leven: grote correlatie tussen fysieke en psychische gezondheid
  • Oudere leeftijd: zwakkere associatie tussen fysieke en psychologische gezondheid → paradox of aging
  • Onderscheid depressie en depressieve symptomen
  • Carstensen
  • Conclusie onderzoek: een intact sociaal netwerk bij ouderen is een buffer tegen het optreden van depressieve symptomen
45
Q

Persoonlijkheid: Sociaal-cognitieve benaderingen: Socioemotioneke selectiviteitstheorie: Carstensen

A

Wanneer men beseft dat er grenzen zijn aan de tijd die nog rest

  • Doelstellingen in het heden die gerelateerd zijn aan emotioneel belangrijke zaken worden verkozen boven toekomstgerichte doelstellingen die als doel hebben om nieuwe info te vergaren en eigen horizonten te verruimen
  • Persoonlijke sociale contacten die emotioneel bekrachtigend zijn, worden verkozen boven het maken van nieuwe sociale contacten
  • Men verkiest een kleiner sociaal netwerk en tevredenheid met dit sociale netwerk resulteert in een grotere well-being l-en minder depressieve symptomen
46
Q

Persoonlijkheid: cognitieve perspectief

A

Binnen de cognitieve zelftheorie zijn drie soorten:

  • Possible selves theorie: we zijn gemotiveerd om een gehoopt zelf te bereiken en een gevreesd
    zelf te vermijden.
  • Coping and control theorie: ouderen zijn misschien meer (i.p.v. minder) in staat om met stress
    om te gaan.
  • Identity process theorie:
  • Identiteitsbalans en -assimilatie helpen ouderen hun zelfrespect te behouden.
  • Identiteitsaccomodatie hangt samen met een slechter zelfbeeld en cognitieve prestaties.
47
Q

Succesvol verouderen: Model MacArthur Foundation Study of Aging

A

3 componenten die met elkaar interageren en elkaar versterken

  1. Afwezigheid van ziekte en beperkingen gepaard met ziekte
  2. In stand houden van goede cognitieve en fysieke functies (actief en competent blijven)
  3. Aanwezigheid van “Engagement with life” (productief zijn en relaties met anderen onderhouden en/of zorg dragen voor anderen) ≠ disengagement theorie
  • Succesvolle ouderen → anomalie: meeste ouderen zijn niet depressief of ongelukkig (grotere adaptieve vaardigheden)
48
Q

Succesvol verouderen: Model MacArthur Foundation Study of Aging

A

3 componenten die met elkaar interageren en elkaar versterken

  1. Afwezigheid van ziekte en beperkingen gepaard met ziekte
  2. In stand houden van goede cognitieve en fysieke functies (actief en competent blijven)
  3. Aanwezigheid van “Engagement with life” (productief zijn en relaties met anderen onderhouden en/of zorg dragen voor anderen) ≠ disengagement theorie
  • Succesvolle ouderen → anomalie: meeste ouderen zijn niet depressief of ongelukkig (grotere adaptieve vaardigheden)
49
Q

Succesvol verouderen: Social indicator model

A
  • Demografische en sociaal structurele variabelen (leeftijd, geslacht, inkomen, …) zorgen voor interindividuele verschillen op het vlak van well-being
  • Door “slechtere” demografische karakteristieken van ouderen → benadeelde positie (minder gelukkig)
50
Q

Succesvol verouderen: Set point perspectief

A

Biologisch bepaald temperament is verantwoordelijk voor latere well-being (kinderen met hoger self-esteem); persoonlijkheid (extraversie is gekoppeld aan een positievere kijk op de wereld en aan well-being)

51
Q

Succesvol verouderen: Set point perspectief

A

Biologisch bepaald temperament is verantwoordelijk voor latere well-being (kinderen met hoger self-esteem); persoonlijkheid (extraversie is gekoppeld aan een positievere kijk op de wereld en aan well-being)

52
Q

Succesvol verouderen: Paradox of well-being

A

Ondanks objectief slechtere omstandigheden, behouden ouderen toch een tevredenheid (! Lagere SES wel gekoppeld aan depressie)

53
Q

Succesvol verouderen: Adaptatiemogelijkheden

A

Ouderen zijn in zekere mate gehabitueerd aan slechtere omstandigheden (ze hebben ermee leren omgaan) (! Doelen stellen en die stilaan bereiken is belangrijk)

54
Q

Succesvol verouderen: Adaptatiemogelijkheden

A

Ouderen zijn in zekere mate gehabitueerd aan slechtere omstandigheden (ze hebben ermee leren omgaan) (! Doelen stellen en die stilaan bereiken is belangrijk)

55
Q

Succesvol verouderen: Sociale vergelijking

A
  • Ouderen vergelijken zich vaak met anderen die het slechter hebben
  • Relatieve deprivatie: lagere subjectieve well-being bij zich benadeeld voelen in dezelfde sociale klasse
  • Kwaliteit van sociale ondersteuning is belangrijk (positieve feedback krijgen van anderen en door anderen gewaardeerd worden en verantwoordelijk zijn voor de zorg van anderen)
56
Q

Succesvol verouderen: Positief levensverhaal

A

Narratieve weergave van het verleden waarin het positieve benadrukt wordt en het negatieve niet vermeld wordt