Fysiologie van longen Flashcards

1
Q

meer dan 60% van compilatie wordt verklaard door

A

oppervlaktespanningfenomenen in het laagje water aan de binnenkant van de alveoli

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Bij een kindje van 5 jaar wordt astma verdacht. Wat kunnen de ouders eventueel zelf doen om deze astmaklachten van het kind te doen voorkomen?

A

Stoppen met roken

Verminderen van blootstelling aan allergenen ( huisstofmijt, kat of hond) afh. van eventuele sensibilisaties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Tijdens Type I allergische respons spelen 3 verschillende t cel cytokines een rol. Welke 3 zijn dat en wat is hun functie?

A

IL4 - B cellen activatie tot IgE productie
IL5 - eosinofillie
IL13 - luchtweg remoddeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is het kenmerkende longgeluid bij astma?

A

Verlengd piepend expirium

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Aan welke kraakbeenderen zitten de ware stembanden vast?

A

cartilagines arythenoideae, cartilago thyroidea

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Onder welke structuur loopt de n. laryngealis recurrens dexter door direct na de aftakking van de n.vagus?

A

a. subclavia dextra

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

In welke neusgang mondt de ductus nasoacrimalis uit en tussen welke structuren is deze neusgang gelegen?

A

in de meatus nasalis inferior, tussen de bodem van de neusholte en de choncha nasalis inferior

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

welke 3 neusbijholten monden uit in het ostiomeatale complex?

A

cellulae ethomoidales anteriores, sinus frontalis, sinus maxillaris

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke neusbijholte mondt niet uit in ostiomeatale complex?

A

sinus sphenoidalis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

alveoli, saccus alveolaris, ductus alveolaris, ….. , bronchiolus terminalis

A

bronchiolus respiratorius

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke bronchodilatoren zijn er? noem er 3

A

VIP = vasoactive intestinal peptide
noradrenaline
adrenaline

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke bronchodilator is het sterkste?

A

Vasoactive intestinal peptide VIP

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Noem 2 bronchoconstrictoren

A

Substance P & leukotrienen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waar tussen kun je onderscheid maken door berekening van het A-a verschil voor O2?

A

ventilatie- en ventilatie-perfusiestoornissen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Patienten met een metabole alkalische compenseren door hun alveolaire ventilatie te verlagen. De compensatie is doorgaans niet zodanig dat de pH terugkeert naar de 7,4. Wat is hiervoor meest aannemelijke reden?

A

verhoogde pCO2 is een belangrijke prikkel voor het ademhalingscentrum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Met welk onderzoek wordt de diagnose COPD bevestigd?

A

spirometrie met reversibiliteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Hoe kan men aanwezigheid van emfyseem vaststellen?

A

door middel van een CT-scan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Met welke test is hypoinflatie aan te tonen?

A

meting van bloedgassen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat is een veelvoorkomende co-morbiditeit bij COPD?

A

coronairsclerose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Op welk niveau van de luchtwegen bevinden de histologische kenmerken van emfyseem zich?

A

Ductus alveolaris en alveoli

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

M. wegener

A

longfibrose: c-anca antistoffen in het bloed & granulomateuze ontsteking in longbiopt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Sarcoidose

A

verhoogde waarde voor angiotensine converting enzymen in het bloed & granulomateuze ontstekingsreactie in longbiopt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Welke aandoening moet bij een patiënt werkzaam in een champignonkwekerij zeker in je DD staan?

A

Extrinsieke Allergische Alveolitis EAA

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Ziekte van Churg-Strauss

A

Positief voor p-anca antistoffen in het bloed. sterk verhoogd aantal eosinofiele granulocyten in het bloed en vlekkerige verdichtingen op X-thorax

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Welke interstitiele longaandoening is het meest waarschijnlijk bij roken van sigaretten in de anamnese en cysteuze longafwijkingen op de X-thorax en HRCT-scan?

A

langerhanscel histiocytose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Welke diffuse parenchymateuze longziekte komt vooral voor bij vrouwen in de vruchtbare leeftijd?

A

LAM - lymphangioleiomyomatosis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Wat is een EAA?

A

immunologisch gemediteerde ontsteking van het longparenchym als gevolg van blootstelling aan specifieke stofdeeltjes of chemicaliën zoals schimmels bacterie of isocyanaten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Geef voorbeeld van een EAA veroorzaakt door blootstelling in het beroep

A

kaaswerkerslong - penicilicum Casei - kaasschimmelverwerker

Kobaltlong - kobalt - diamantslijper

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Hoe wordt besmetting met legionella opgelopen?

A

inademen van aerosol van besmette waterdruppels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Waar staan de letters AMBU voor?

A

A ademhalingsfrequentie
M mentale toestand
B bloeddruk
U ureumwaarde in het bloed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Wat is de meest snelle en tegelijkertijd specifieke manier om de verdenking op legionella pneumonie bij deze patiënt te bevestigen?

A

onderzoek op antigenen van bacterie in urine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Welke antibiotica is het beste geschikt om een legionella pneumonie te behandelen?

A

ciprofloxacine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

welke antibiotica is het beste geschikt om een verslikpneumonie te behandelen?

A

clindamycine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Noem 3 karakteristieke afwijkingen die op een X-thorax te zien zijn van een patiënt met lobaire pneumonie

A
  • consolidatie
  • Aan één zijde/kwab van de long is het wit
  • vlekkerige verdichting
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Welke histochemische kleuring is het meeste geschikt om M. tuberculosis aan te tonen?

A

Ziehl-Neelsen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Bestrijden van virale infecties welke cellen zijn essentieel?

A

plasmacytoide dendritische cellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Bestrijden van bacteriele infecties welke cellen zijn essentieel?

A

eosinofiele granulocyten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

stridor bij Larynchomalacie neemt toe bij:

stridor bij Larynchomalacie neemt af bij:

A

voeding, huilen, BLWI toe

buikligging af

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Bij welke leeftijd zal de ernst van de stridor bij larynchomalacie maximaal zijn ?

A

12 maanden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

Epiglotittis zorgt bij kinderen vaak voor

A

slikproblemen/klachten

41
Q

Longcarcinoom: lymfeklier kan het beste middels een oesophagus endo-echografie EUS gepunctureerd worden.

A

oke

42
Q

Wat is de eerste keuze behandeling van een patiënt met een niet-kleincellig longcarcinoom in de rechter bovenkwab die een EGFR(epidermale groeifactor) activerende mutatie vertoont?

A

behandeling met trypsine kinase remmer ( gefitinib of erlotinib)

43
Q

Wat is standaardbehandeling van een patiënt met een stadium IIIA groezelig longcarcinoom waarbij meerdere klieren in het mediastinum zijn aangedaan?

A

chemo-radiotherapie > 60 Gy; concurrent = gecombineerd

44
Q

In welke situatie heeft een patiënt met recidief plaveiselcel carcinoom grootste kans op goede respons?

A

forse rook anamnese > 40 packers en >5% expressie van PD-L1 in de tumor

45
Q

Bij de behandeling van kleinzerig ongedifferentieerd long carcinoom SCLC heeft de radiotherapeutische behandeling een belangrijke rol.

A

concorrent chemo radiotherapie is niet de standaardbehandeling voor extended disease van kleincellig ongedifferentieerd longcarcinoom

46
Q

Noem de 5 gespreksfasen (!!) van motiverende gespreksvoering

A
  1. agenderen
  2. redeneren uitvragen
  3. motivatie gedragsverandering
  4. informatie uitwisselen
  5. brainstormen
47
Q

Noem 5 kenmerken van motiverende gespreksvoering (NIET FASEN!)

A
  1. empathie & respect
  2. niet moraliseren
  3. discussie vermijden
  4. verantwoordelijkheid bij de patiënt
  5. zelf effectiviteit ligt bij de patiënt
  6. judohouding in geval van weerstand
48
Q

Kinderen onder de 6 jaar met recidiverende klachten van piepen hoesten en kortademigheid met negatieve fam anamnese waarbij salbutamol zo nodig is voorgeschreven. nooit eczeem gehad.

A

recidiverende bovenste luchtweg infecties

49
Q

een van de vormen van rhinitis treedt op juist na inademing / blootstelling aan sigarettenrook sterke geuren en temperatuurschommelingen. Niet op basis van allergie of infectie. Hoe heet deze rhinitis?

A

idiopatische rhinitis

50
Q

welke twee arteriële bronnen waaruit aa. bronchiales ontspringen?

A

aorta descendens & a. intercostalis posterior

51
Q

Noem 2 oorzaken waardoor er bij COPD alveoli dicht klappen

A

distale verschuiving van EPP

Afgenomen radial traction

52
Q

Wat hoor je bij auscultatie bij een patiënt met COPD

A

verlengd expirium met basaal crepiteren en zacht ademgeruis

53
Q

Noem 6 karakteristieke kenmerken die men op een X-thorax van een COPD patiënt ziet

A
  1. laagstaande longgrenzen
  2. grotere retrosternale ruimte
  3. afgevlakte diafragma koepels
  4. klein slank hart
  5. bullae
  6. grote pulmonale vaten
54
Q

Welke 3 karakteristieke eigenschappen kan met zien op een CT van een patiënt met COPD?

A

bullae, consolidaties, chronische bronchopathie

55
Q

Noem 4 doelen van behandeling COPD

A
  1. mate van dyspnoe en andere klachten verminderen
  2. ernst en frequenties van exacerbaties verminderen
  3. achteruitgang in het inspanningsvermogen verminderen
  4. uitstellen of voorkomen van arbeidsongeschiktheid en invaliditeit
56
Q

wat zijn de belangrijkste co-morbiditeiten van COPD?

A
  1. cardiale comorbiditeit a backward failure
  2. Angst en depressie
  3. Osteoporosis
  4. Longkanker
  5. Slaapgerelateerde aandoeningen (OSAS)
  6. Longembolie
57
Q

Longemfyseem heeft 2 mogelijke oorzaken. Welke zijn dit?

A
  1. Roken

2. a1 Anti-trypsinedeficientie

58
Q

Hoe onderscheid men emfyseem door roken en emfyseem door a1-anti trypsinedeficientie?

A

Door roken: meer centrum van alveoli gelegen. Centrilobulaire emfyseem

Door a1 anti-trypsinedeficiente: meer panlobulair, verspreid over gehele acinus

59
Q

Welke medicatie moet gegeven worden bij patiënten met COPD die frequent exacerbaties hebben?

A

langwerkende luchtwegverwijders & inhalatie corticosteroiden

60
Q

leg uit waarom de voedingstoestand van mensen met COPD vaak slecht is

A

door toegenomen ademarbeid is en recidiverende infecties is rustmetabolisme vaak verhoogd

61
Q

Hoe leidt dynamische hyperinflatie tot kortademigheid?

A

onvoldoende tijd voor volledige expiratie door toegenomen ademfrequentie

62
Q

Wat zijn relatief nieuwe behandelmethoden en wat moet men daarvoor doen?

A

endobronchiale longreductie
> CT scan
> TLC en RV bepalen RV?TLC > 160%

63
Q

hoe wordt de diagnose COPD gesteld?

A

spirometrie met als uitslag FEV1/FVC < 0.7 na inhalatie van luchtweg verwijders = niet reversibel

64
Q

door welk pathofysiologisch mechanisme wordt bij emfyseem de uitademing bemoeilijkt?

A

afname elastische retractie kracht

65
Q

Wat is de meest effectieve behandeling/interventie bij COPD?

A

stoppen met roken

66
Q

Waarmee is a1 anti-trypsine deficiënte geassocieerd?

A

panlobulair emfyseem

67
Q

Waarmee is door roken veroorzaakte emfyseem geassocieerd?

A

centrilobulair emfyseem

68
Q

COPD is geassocieerd met een afname/toename van longcompliantie

A

toename

69
Q

Longfibrose is geassocieerd met een afname/toename van longcompliantie

A

afname

70
Q

beleid longfibrose

A

zuurstoftherapie voor correctie hyperemie
bestrijding hoestklachten
diuretica bij rechtzijdig falen
palliatieve maatregelen ter bestrijding van dyspneu
counseling omtrent levenseinde

71
Q

bij de stof kwarts, welk beroep en naam van stoflong hoort hierbij?

A

bouw/zandstraler/ spijkerbroekverfer > silicose

72
Q

astbest talk

A

asbestose talkose

73
Q

kwarts/koolstof

A

mijnwerkers > mijnwerkerslong

74
Q

Welke interstitiele longziekte is geassocieerd met volgende anamnestische gegevens?

  1. vogels in de woonkamer
  2. voorheen als mijnwerker gewerkt
  3. herhaaldelijk behandeld voor urineweginfecties
A
  1. EAA extrinsieke allergische alveolitis
  2. silicose
  3. nitrofurantoin long > medicamenteus geïndiceerde ILD
75
Q

Welke verandering in ademgeruis is het meest specifiek voor interstitiele longziekte?

A

inspiratoire crepitaties

76
Q

patient presenteert zich met sterk verhoogd aantal eosinofiele granulocyten in bloed en verspreide consolidaties op x-thorax. wat is diagnose?

A

Ziekte van Churg-Straus > p anca positief

77
Q

welke interstitiele longaandoening is sterk geassocieerd met roken van sigaretten?

A

Langerhanselhistocytose

LANGE HANS HIS CY TOLEN

78
Q

wat is het meest geschikte materiaal voor pathologische longdiagnostiek van diffuus parenchymateuze longziekten?

A

open longbiopten

79
Q

centrilobulaire matglas noduli horen bij

A

EAA

80
Q

Bij de ziekte van wegener worden er vaak een combinatie van 2 medicijnen in gezet. Welke zijn dit?

A

prednisolon & cyclofosfamide

81
Q

Wat is de piek incidentie van sarcoidose?

A

40-60 jaar

82
Q

hoeveel procent van patiënten is binnen 2 jaar van sarcoidose genezen?

A

80-90%

83
Q

Bij welke interstitiele longziekten kan de patholoog granulomen aantreffen?

A

sarcoidose & EAA

84
Q

HAP vaker door positieve of negatieve bacterie?

A

negatieve bacterie

85
Q

lobaire pneumonie meest voorkomende verwekker

A

steptococcus pneumoniae

86
Q

welke pneumonie komt vaker voor bij ouderen en jonge kinderen?

A

bronchopneumonie

87
Q

wat is de meest voorkomende verwekker van den CAP?

A

streptococcus pneumoniae

88
Q

wat is de verwekker van een door vogels verwekte pneumonie?

A

Clamydia psittaci

89
Q

Bij welke patiënten wordt een pneumonie met aspergillus fumigatus vooral gezien?

A

Patienten met acute myeloide leukemie

90
Q

wat is de behandeling van ziektehuis pneumonie?

A

derde generatie cefalosporine

91
Q

welke verwekkers komen vaker voor bij een in ziekenhuis opgelopen pneumonie dan thuis opgelopen pneumonie

A

gram negatieve bacterien

92
Q

Welk onderzoek is aangewezen om bronchietectasien te diagnostiseren?

A

HRCT-thorax

93
Q

2 erfelijke ziekten die op jonge leeftijd aanleiding kunnen geven tot ontwikkeling van bronchietectasien

A

cystic fibrosis

syndroom van young

94
Q

wanner is er sprake van primaire tuberculose?

A

in aanwezigheid van gohn-focus

95
Q

longembolie wordt in eerste instantie behandeld met

A

laag moleculair gewicht heparine daarna vit K antagonist

96
Q

waarom wordt er vaak bij verdenking om longembolie toch een x-thorax gemaakt?

A

om andere oorzaken dan longembolieen uit te sluiten

97
Q

wat gebeurt er met de ventilatie en perfusie van de linker en rechter long bij een longembolie in de linker hoofdslagader?

A

ventilatie blijft in beide longen gelijk. Perfusie van linkerlong neemt af, perfusie van rechter long neemt toe.

98
Q

Hoe wordt de EGFR bepaling verricht?

A

tumorweefsel wordt in het laboratorium onderzocht op genetisch materiaal of er mutaties in cellen te vinden zijn