Functiewoorden en bijwoorden Flashcards
1
Q
waarom
A
hvorfor
2
Q
om een bepaalde reden
A
av en eller annen grunn
3
Q
voor een bepaald doel
A
av en eller annen grunn
4
Q
omdat
A
fordi
5
Q
en
A
og
6
Q
of
A
eller
7
Q
maar
A
men
8
Q
voor
A
for, til
9
Q
te (veel mensen)
A
for, altfor
10
Q
alleen
A
bare
11
Q
precies
A
presis
12
Q
exact
A
eksakt
13
Q
ongeveer
A
cirka
14
Q
omstreeks
A
omtrent
15
Q
bij benadering
A
omtrentlig
16
Q
bijna
A
nesten
17
Q
rest
A
rest
18
Q
de andere
A
den annen
19
Q
ander
A
andre
20
Q
Welke
A
hver
21
Q
om het even welk
A
hvilken som helst
22
Q
veel
A
mye
23
Q
veel mensen
A
mange
24
Q
iedereen
A
alle
25
Q
in ruil voor
A
til gjengjeld for
26
Q
in ruil
A
istedenfor
27
Q
met de hand
A
for hånd
28
Q
onwaarschijnlijk
A
neppe
29
Q
waarschijnlijk
A
sannsynligvis
30
Q
met opzet
A
med vilje
31
Q
toevallig
A
tilfeldigvis
32
Q
zeer
A
meget
33
Q
bijvoorbeeld
A
for eksempel
34
Q
tussen
A
mellom
35
Q
tussen (te midden van)
A
blant
36
Q
zoveel
A
så mye
37
Q
vooral
A
særlig