Franse Zinnen Flashcards
Aan wie is het
C’est à qui
Kan ik u helpen
Je peux vous aider
Wat hebt u nodig
Qu’est-ce Que qu’il vous faut
Tot de volgende keer
À la prochaine
Hoeveel is het
Ça fait combien
Hoeveel kost(en)….
…. Coutê(nt) combien
En….euro terug
Et…euro(s) de routour
Hoe betaalt u? Cash of met de bankkaart
Vous payez comment en espèces ou par carte bancaire
En daarbij
Et avec ça
Hoeveel…wilt u
Combien de… voulez-vous
Is dat alles
C’est tout
Oh sorry
Oh, pardon
Aan mij meneer/mevrouw
À moi, monsieur/madame
Ik zou graag…willen
J’aimerais….
Ik heb…. Nodig
Il me faut…
Dank u wel en tot ziens
Merci er au revoir
Het is….euro aub
Ça fait….euro(s) S.V.P.
Wacht ik ga zoeken
Attendez, je vais chercher
Cash/met de bankkaart
En espèces/par carte bancaire
Hebt u nog…
Vous avez encore….
Ik zou (nog) …. willen
Je voudrais (encore)…
Dat is alles dank u wel
C’est tout merci
Het is niet erg
Ce n’est pas grave
