Franse woordjes Flashcards
Franse woordjes oefenen voor proefwerk van activiteit 1 tot 5
1
Q
Hallo, goedendag
A
Bonjour
2
Q
Iedereen
A
Tout le monde
3
Q
Ik
A
Je
4
Q
Ik heet
A
Je m’appelle
5
Q
Mevrouw
A
Madame
6
Q
Meneer
A
Monsieur
7
Q
Jij
A
Tu
8
Q
Jij heet
A
Tu t´appelles
9
Q
Sta op
A
Léve-toi
10
Q
Ga zitten
A
Assieds-toi
11
Q
Hij springt
A
Il saute
12
Q
Hij stopt
A
Il arrête
13
Q
Heel goed
A
Trés bien
14
Q
Hij loopt
A
Il marche
15
Q
Wanneer
A
Quand