Frans woordjes 1 Flashcards by Gurshan Singh

Q

het is vijf over half vier

A

Il est quatre heures moins vint-cinq

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Hoe laat vertrekken jullie?

A

Vous partez à quelle heure?

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Om zever uur smorgens?

A

A sept heure du matin?

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Om zeven uur savonds

A

à sept heures du soir

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Hoe laat zijn jullie thuis gekomen?

A

A quelle heure êtes-vous rentrés?

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Wanner eten we?

A

Quand est-ce que en mange?

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Rond één uur.

A

Vers une heure

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Het is voorbij twaalven

A

Il est déjà midi passé

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

elke maandag

A

le lundi

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Welke dag is het vandaag

A

Quel jour sommes-nous aujourd’hui?

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Vorige zaterdag

A

samedi dernier

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Komen ze thuis op het einde van de week?

A

Ils rentrent à la fin de la semaine?

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Ben je vrij op woensdagmiddag?

A

Tu es libre le mercredi après-midi?

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Februari

A

Février

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

maart

A

mars

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

mei

A

mai

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

juni

A

juin

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

juli

A

juilett

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

augustus

A

août

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

in de maand mei

A

au mois de mai

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Wanner verjaar je?

A

Ton anniversaire c’est quand?

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Wnr gaan jullie met vakentie?

A

Quand est ce-que vou sallez en vacances?

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

De eerst eveertien dagen vanaugustus

A

La première quinzaine d’août

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

In de lente

A

Au printemps

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Herfst

L'automne

De school viert dit jaar haar vijfentwintigste verjaardag

Cette année,l'école fête son vingt-cinquième anniversaire.

Alleerheiligen

La touissant

Dan zie ik jullie bij Sinterklaas?

Alors, je vous vois à la Saint-Nicolas

middernachtmis

la messe de minuit

wat doe je met het nieuwjaar?

Qu'est-ce que vous faites au nouvel an?

Driekoningen

La fêtes des rois

Vette dinsdag

Mardi Gras

Duren

Durer

Pinksteeren

La Pentecôte

In de voormiddag

Dans la matinée

Smiddags

à midi

rond 6 heures

vers six heures

vroeger

autrefoisin d

in de loop van

Dan sla courent de

's anderdags

Le lendemain

op dat ogenblik

à ce moment-là

tegelijkertijd

A même temps

tot nu toe

jusqu'ici

mijn man

mon mari

sinds

depuis

laat

tard

intussen

entre-temps

nooit

ne...jamais

Ten laatste negen uur

à neuf heures au plus tard

zeer vroeg vertrekken

très tôt

2 dagen geleden

Il y a deux heures

début

Begin

daarnet

il y a une seconde

kerstavond

la veille de noële

onlangs

récemment

in afwachting

en attendant

eerst wassen we ons

D'abord on se lève vers 7 heures

Is het bijn agedaan?

C'est presque fini?

dikwijls

souvent

Soms

parfois

Meestal

Le plus souvent

Zelden

rarement

Gewoonlijk

D'habitude

Regelmatig²

Régulièrememnt

Buiten

Dehors

binnen

L'intérieur

In de buurt

Dans les environs

Ginder

Là-bas

Waar woont hij?

Où est-ce qu'il habite

doos

boîte

In het buitenlanda

À l'étranger

langs

le long de

overal

partout

op het einde van de straat

au bout de la rue

Op 3 minuten Gaans

à trois minutes de marche