Frans Vwo 4 2b Flashcards
1
Q
Grace a
A
Dankzij
2
Q
Une fois…
A
(Als) eenmaal…….
3
Q
Quand meme
A
Toch
4
Q
Parfois
A
Soms
5
Q
Participer a
A
Deelnemen aan
6
Q
Gérer
A
Managen
7
Q
Arriver a
A
Slagen in, lukken
8
Q
Épuisé
A
Uitgeput
9
Q
Par rapport a
A
Ten opzichte van
10
Q
A nouveau
A
Opnieuw
11
Q
Comme
A
Aangezien, omdat
12
Q
Etre oblige de
A
Verplicht zijn (te)
13
Q
S’ eclater
A
Uit zijn dak gaan
14
Q
Consacrer du temps a
A
Tijd besteden aan
15
Q
Oublier
A
Vergeten
16
Q
Venir de
A
Zojuist
17
Q
Craindre
A
Vrezen
18
Q
L’espace
A
De ruimte
19
Q
Le desordre
A
De wanorde
20
Q
Ranger
A
Opruimen
21
Q
La limite
A
De grens
22
Q
Faire intrusion
A
Binnendringen
23
Q
L’ adolescence
A
De puberteit
24
Q
S’ opposer a
A
Zich verzetten tegen
25
Avoir du mal avec
Moeite hebben met
26
L’ autorisation
De toestemming
27
L’essai
De poging
28
Le physique
Het uiterlijk
29
Invented
Uitvinden
30
La persévérance
Het doorzettingsvermogen
31
l’ avenir
De toekomst
32
Le reve
De droom
33
Avoir de la chance
Geluk hebben
34
Réussir a
Slagen in, lukken
35
Eigen
Propre
36
Delen
Partager
37
opruimen
Ranger
38
Slapen
Dormir
39
Zich verzetten tegen
S’ opposer a
40
Moeite hebben met
Avoir du mal avec
