frans vocabulaire pt 2 Flashcards
1
Q
vierkant
A
carré(e)
2
Q
rechthoekig
A
rectangulaire
3
Q
rond
A
rond(e)
4
Q
ovaal
A
ovale
5
Q
driehoekig
A
triangulaire
6
Q
met stippen
A
à pois
7
Q
geruit
A
à carreaux
8
Q
gestreept
A
à rayures
9
Q
bedrukt
A
imprimé(e)
10
Q
met bloemenmotief
A
à fleurs
11
Q
effen
A
uni(e)
12
Q
het zilver
A
l’argent(m)
13
Q
het hout
A
le bois
14
Q
het karton
A
le carton
15
Q
het katoen
A
le coton
16
Q
het leer
A
le cuir
17
Q
het linnen
A
le lin
18
Q
het metaal
A
le métal
19
Q
het goud
A
l’or
20
Q
het papier
A
le papier
21
Q
het plastic
A
le plastique
22
Q
de stof
A
le tissu
23
Q
het glas
A
le verre
24
Q
de wol
A
la laine
25
de kunststof
la matière synthétique
26
de steen
la pierre
27
de zijde
la soie
28
modieus
à la mode
29
hip
branché
30
stijlvol
chic
31
comfortabel
comfortable
32
ouderwets
démodé(e)
33
beschikbaar
disponible
34
hard
dur(e)
35
breekbaar
fragile
36
praktisch
pratique
37
nuttig
utile
38
stevig
solide
39
licht
clair(e)
40
donker
foncé(e)
41
helder, levendig
vif, vive
