Frans unité 3 Appr, 9 Fr-Nl Flashcards
1
Q
Tu commences à huit heures?
A
Begin je om 8 uur?
2
Q
Oui, j’ai cinq cours.
A
Ja, ik heb vijf lessen.
3
Q
Le prof d’histoire est drôle?
A
Is de leraar geschiedenis grappig?
4
Q
Non, je déteste l’histoire, je préfère l’anglais.
A
Nee, ik heb een hekel aan geschiedenis, ik heb liever Engels.
5
Q
Le mercredi, je suis libre à midi.
A
Op woensdag ben ik om twaalf uur vrij.
6
Q
L’après-midi, j’ai mon entrainement de foot.
A
’s Middags heb ik mijn voetbaltraining.
7
Q
Le samedi, j’ai un match de tennis.
A
s’ Zaterdags heb ik een tenniswedstrijd.
8
Q
Le weekend, on regarde un film.
A
In het weekend kijken we naar een film.
