Frans thema 1 le negation, quistion, Flashcards
1
Q
1 zij is nog al klein want zij meet 1m58
2 ik ben nogal klei want ik meet 1m58
3 hij is nogal klein want hij meet 1m58
A
- elle est plutot petite car elle mesure 1m58
- je suis plutot petite car mesure 1m58
- il est plutot petite car il mesure 1m58
2
Q
2.mijn vriendinnetje(=liefje) is er sociaal
A
2.Mon petite copine est tres sociable
3
Q
3.Sinds deze zomer wil ik verplegr worden
A
3.depuis ce ete , je veux etre infirmier
4
Q
4.Ik ben 19 jaar en ik woon gent
zij is 19 jaar en zij woont in gent
hij is 19 jaar en hij woont in gent
A
- J’ai dix neuf ans et j’ habite a Gand
ella a 19 ans et elle habite a Gand
Il a 19 ans et il habite a Gand
5
Q
5.Ik heb erg korte bruine haren
A
5.J’ai les cheuveux marron tres courts
6
Q
- Wij hebben geen huisdieren
A
6.Nous n’avons pas des animeux desmetiques
7
Q
- Ik ben echt niet sportief maar ik hou van voetbal en basket.
A
- Je ne suis vraiment pas sportif, j’aime le foot et basket
8
Q
Questions
A
Questions
9
Q
1.wat is u naam
A
- Quel est ton nom
10
Q
- hoe gaat het
A
2.comment vas-tus
11
Q
- Waar woon jij
A
3.Ou habites-tu
12
Q
- Heb jij broers en zussen
A
- Est-ce que tu as de freres ou des soeurs
13
Q
- Heb jij hobbys
A
- Tu as des hobbies/des passions
14
Q
6.hebben jullie huisdieren
A
- As-tu des animaux domestiques
15
Q
- wat houd jij /wat houd jij niet van
A
- Qu’est-ceque tu aimes/Qu’est-ce que tu n’aimes pas?