Frans-Nederlands Flashcards
1
Q
aanbod
A
offre
2
Q
aanvaarding
A
acceptation
3
Q
aanvullend recht
A
droit suppletétif
4
Q
afstand
A
renonciation
5
Q
bedrog
A
dol
6
Q
begin van bewijs door geschrift
A
commencement de preuve par écrit
7
Q
benadeling
A
lésion
8
Q
betaling
A
paiement
9
Q
bevrijdingsbeding
A
clause exonératoir de responsabilité
10
Q
borg
A
caution
11
Q
borgtocht
A
cautionnement
12
Q
contract onder bezwarende titel
A
contrat à titre onéreux
13
Q
contract ten kostenloze titel
A
contrat à titre gratuit
14
Q
contractvrijheid
A
liberté contractuelle
15
Q
delegatie
A
délégation
16
Q
derde medeplichtigheid
A
tierce complicité
17
Q
derdenbeding
A
stipulation pour autrui
18
Q
dwaling
A
erreur
19
Q
dwangsom
A
astreinte
20
Q
dwingend recht
A
droit impératif
21
Q
eenzijdig contract
A
contrat unilatérale
22
Q
exceptie van niet-uitvoering
A
exception d’inexecution
23
Q
geweld
A
violence
24
Q
goude trouw
A
bonne foi
25
herkwalificatie
requalification
26
herroepingsrecht
droit de rétractation
27
hoofdelijkheid
solidarité
28
hulppersoon
auxiliaire
29
imprevisieleer
théorie de l'imprévision
30
informatieplicht
devoir d'information
31
ingebrekestelling
mise en demeure
32
kanscontract
contrat aléatoire
33
kennisgeving
notification
34
kwalitatieve rechten
droit qualitatifs
35
kwijtschelding van schuld
remise en dette
36
leveringsverbintenis
obligation de déliverance
37
looncessie
cession de rémunération
38
meerpartijencontract
contrat multipartite
39
meester van de zaak
maître de l'affaire
40
misbruik van omstandigheden
abus de circonstance
41
natuurlijke verbintenis
obligation naturelle
42
nevenrecht
droit accesoire
43
niet-nakoming
inexécution
44
nietigheid (absolute of relatieve)
nullité (absolue ou relative)
45
ondeelbare verbintenis
obligation indivisible
46
ongerechtvaardigde verrijking
enrichissement injustifié
47
ontbindende voorwaarde
condition résolutoire
48
ontbinding
résolution
49
onverschuldigde betaling
paiement indu
50
oorzaak
cause
51
openbare orde
ordre publique
52
optiecontract
contrat d'option
53
opzegging
résiliation
54
overmacht
force majeure
55
pauliaanse vordering
action paulienne
56
persoonlijk recht
droit personelle
57
precontractuele aansprakelijkheid
responsabilité précontractuelle
58
prijsvermindering
réduction de prix
59
raamcontract
contrat-cadre
60
rechtshandeling
acte juridique
61
rechtsmisbruik
abus de droit
62
rechtstreekse vordering
action directe
63
rechtverkrijgende (algemene of bijzondere)
ayant cause (universel ou particulier)
64
rechtsverwerking
rechtsverwerking
65
respijttermijn
délai de grâce
66
samenhang
connexité
67
schadebeding
clause indemnitaire
68
schadebeperkingsplicht
devoir de limité le dommage
69
schorsing (van verjaring)
suspension (de la prescription)
70
schuldeisersverzuim
demeure du créancier
71
schuldkwijtschelding
remise de dette
72
schuldvergelijking
compensation
73
schuldvermenging
confusion
74
schuldvernieuwing
novation
75
sterkmaking
porte-fort
76
stuiting (van verjaring)
interruption (de la prescription)
77
subrogatie
subrogation
78
tegenwerpelijkheid
oposabilité
79
tijdsbepaling
terme
80
toerekenbaarheid
imputabilité
81
toestemming
consentement
82
toetredingscontract
contrat d'adhésion
83
uitvoerbare titel
titre exécutoire
84
uitvoering in natura
exécution en nature
85
veinzing
simulation
86
verbintenis
obligation
87
88
vergeldend contract
contrat commutatif
89
verjaring (verkrijgende of bevrijdende)
prescription (acquisitive ou extinctive)
90
verlenging
prorogation
91
vernieuwing
renouvellement
92
verval
caducité
93
voorkeurscontract
pacte de préférence
94
voorwaarde (opschortend of ontbindend)
condition (suspensive ou résolutoire)
95
voorwerp
objet
96
vormelijk contract
contrat formel
97
vrijwaringsplicht
obligation de garantie
98
wederkerig contract
contrat synallagmatique
99
wilsgebrek
vice de consentement
100
zaakwaarneming
gestion d'affaire
101
zakelijk contract
contrat réel
102
zakelijk recht
droit réel
103
zijdelingse vordering
action oblique
